De ervaring van ‘Bevrijding’ als een nationaal bindmiddel
Ieder mens identificeert zichzelf en zijn bestaanszin met een coherent authentiek verhaal; wie ben ik, waar kom ik vandaan en wat wil ik in de toekomst zijn? Dit is niet minder waar op het niveau van staten; een sterke, verenigde maatschappij heeft een gedeeld verhaal nodig om zichzelf nut te geven. En elk geloofwaardig verhaal begint met een gedeelde kijk op het verleden.
5 Mei vervult een belangrijke functie binnen het moderne Nederlandse collectieve gedachtegoed. Natuurlijk biedt het ons een historisch anker voor de waarden die we tegenwoordig zo koesteren; democratie, rechtstaat en vrijheid, maar de diepere betekenis van die dag zit in het woord zelf: ‘bevrijdingsdag’.
Bevrijd van wie? Dat is het centrale punt. 1945 gaf Nederland als staat en voor de gemoedrust van zijn bevolking een belangrijke handaanrijking. De vijand was duidelijk, zijn kwaad absoluut. Hij was ook vreemd, onnatuurlijk, opgelegd vanuit het buitenland. En natuurlijk had de ‘echte’ Nederlandse bevolking, ondersteund door een wereldwijde alliantie, zich continue verzet tegen deze absolute, buitenlandse vijand en zichzelf uiteindelijk vrijgevochten. Nu kon gerechtigheid, eerlijkheid en vrijheid zijn onvermijdelijke pas weer inzetten. Toch?
De Nederlandse transitie van Duitse bezetting naar bevrijding was niet vlekkeloos, het ging gespaard met veel spontane uitingen van wraak (uit woede maar ook vaak uit een gespiegelde uiting van schuldgevoel) die gevisualiseerd zijn in de kaalgeschoren hoofden van jonge vrouwen. Het was een begrijpelijke reactie, maar verhinderde in zekere zin ook een volledige maatschappelijke verzoening. Op de lange termijn werden verzetsverhalen opgehemeld, opgeschreven en verfilmd, en de namen ‘Soldaat van Oranje en Anne Frank’ werden onderdeel van de Nederlandse canon. Het koste echter ook decennia voordat de ingewikkeldere elementen van de periode 1940-1945 werden besproken; het collaboreren, zwijgen en onderdrukken.
Pas in januari van dit jaar reflecteerde voor het eerst een Minister-President op de medeplichtigheid van elementen van de Nederlandse staat aan de deportatie van de ongeveer 100.000 joden, waarvan de meeste uiteindelijk het leven lieten. De overheid schoot volgens Mark Rutte ’tekort’.
Het punt van dit alles is dat Bevrijdingsdag ons een zekere mogelijkheid biedt om schoon schip te maken met onze Nederlandse geschiedenis, of dit nu terecht is of niet. Het zette een snelle transitie in gang waarmee met een brede consensus de ervaring met het Nazisme kon worden afgeschermd als een groot buitenlands en onmenselijk kwaad.
Spanje na Franco: een kunstmatige vallei met een pact van zwijgen
In Spanje heeft die vorm van historisch-maatschappelijke ‘shocktherapie’ nooit kunnen plaatsvinden. 45 jaar na de dood van Franco is er nog steeds geen consensus over het verteren van deze moeilijk periode in het collectieve geheugen. En in tegenstelling tot Nederland duurde deze dictatuur bijna 40, niet 5 jaar, zijn er nog genoeg mensen levend die het direct meegemaakt hebben, en het belangrijkst; het kwaad kwam van binnenuit.
Voor wie net vóór de Coronacrisis als nieuwsgierige toerist het land was binnengetreden had het wellicht geleken alsof Spanje, net als Nederland, het verleden al lang achter zit heeft gelaten. Een stevige democratische rechtstaat, bruisende burgermaatschappij, progressieve sociale normen, en een (naast de littekens van de financiële crisis) welvarende vrijemarkteconomie maken van een stad als Madrid een aangename plek. Als je echter slechts een paar kilometer buiten de stad treedt kom je bij een Lieu de Memoire die als een gapende wond in de Spaanse ziel uit de grond reist; Valle de los Caídos, oftewel de Vallei van de Gevallenen. Hier, in een imposante basiliek, geflankeerd door hoge zuilen, lag ‘Caudillo’ Francisco Franco Bahamonde begraven; een enorm kruis van 150 meter dat boven hem de wacht hield.
Voor een begraafplaats die was geconstrueerd door 20.000 politieke gevangenen, en waar de gevallen bondgenoten van Franco werden vereerd als heiligen, is het niet vreemd dat die sinds het einde van zijn regime in 1975 niet meer in officieel gebruik is geweest. Wat minder vanzelfsprekend lijkt, is dat tot vandaag de dag een vurige controverse woedt over het lot van dit monument.
De plek is in zekere zin een fysieke visualisatie van een bredere maatschappelijke kwestie in Spanje. Het is een kunstmatig en met geweld neergezet object waar Franco zelf, zijn belangrijkste generaals maar ook duizenden Republikeinse tegenstanders van zijn regime werden begraven; zonder toestemming, zonder discussie. Het is als het ware gebouwd door Franco om de Spaanse bevolking met zichzelf te verzoenen, vanuit het besluit van één man; een ‘sorry voor jullie leed, maar ik bepaal dat het dan ook voldoende is!’
Voor lange tijd was het voor de meeste Spanjaarden ook voldoende om het verleden, net als Franco’s lichaam, te begraven en met een kunstmatige consensus te werken aan een nieuwe toekomst. Met wat bekend staat als het Pacto del Olvido, het pact van vergeten, kon Spanje vrijwel vlekkeloos de transitie maken tussen de katholiek-nationalistische, fascistische dictatuur en de liberale democratie die we nu in Spanje herkennen. Dit was immers de enige optie; Franco’s dood betekende niet het plotselinge einde van zijn gedachtegoed. In 1939 was het afrekenen met tegenstanders makkelijk vanwege een absolute macht, maar in 1975 was dit niet het geval. Franco’s aanhangers, en communisten en democraten van elke kleur hadden elk een specifieke visie van de toekomst en hadden ook hun eigen appeltjes te schillen. De koning nam moedig een democratische houding aan en stuurde door deze tumultueuze periode met, door noodzaak, een compromisrijke strategie. Een nieuwe grondwet werd in 1978 aangenomen, en na een mislukte militaire tegencoup in 1981 begon Spanje aan een succesvolle politieke en economische transitie. De geschiedenis, echter, kon niet eeuwig begraven blijven.
Het Pacto del Olvido is op veel manieren de exacte antithese van bevrijdingsdag. Schuld werd niet opgelegd, vervolgingen werden niet uitgevoerd en het land dompelde zichzelf vrijwillig in de doofpot van het geheugen. Net als de Spaanse koning echter, wiens populariteit een aanzienlijke klap kreeg in een reeks corruptieschandalen vanaf 2014 en die in augustus zelf koos voor ballingschap in verband met een omkoping vanuit Saudi-Arabië, bleef het land niet lang in deze mystificatie hangen. Het moet ook niet vergeten worden dat Juan Carlos door Franco als opvolger was verkozen. De waarheid over het verleden, net als de karakterschets van de koning, was complexer.
Van een volle economie naar een holle geschiedenis: de ‘Wet van Democratisch Geheugen’ en de politisering van geheugen in Spanje
In 2007, vlak voor het uitbreken van de financiële crisis, nam de sociaaldemocratische regering de ‘Historical Memory Law’ aan, de eerste stap in het doorbreken van het Pacto del Olvido. Het economische wonder waarnaartoe de nationale inspanningen en het onderdrukken van het verleden naar hadden moeten leiden was bereikt; nu moesten de oude littekens worden bekeken. De wet had echter weinig daadwerkelijke impact, en werd onmiddellijk aangevallen van zowel links als rechts; de eersten vonden de wet te zwak, en de tweeden zagen het als een gevaarlijk openrukken van oude wonden. Toch ging de bal rollen; de burgermaatschappij die zich met dit onderwerp bezig hield groeide, en verenigingen zoals de Association for the Recovery of Historical Memory (ARHM) kwamen in actie om te eisen dat de circa 112.000 ongemarkeerde graven van slachtoffers van het regime opgebaard en geïdentificeerd zouden worden.
Pas in Oktober vorig jaar, toen Spanje economisch weer op de been was en een nieuwe sociaaldemocratische regering onder Pedro Sanchez het roer had, werd er nieuwe energie gestoken in dit proces. Franco’s lichaam werd eindelijk verplaatst uit de Vallei van de Gevallenen, onder stevig protest van een grote groep ‘’pelgrims’’ die nog regelmatig naar de plek kwamen om hun respect te tonen voor de dictator. Het illustreert een gespleten houding in de Spaanse samenleving, die heerst binnen de geschiedschrijving, politiek maar breder in de bevolking; was Franco wel zo uitzonderlijk slecht? Hij was immers een fervente anticommunist, bracht economische welvaart naar Spanje en zorgde voor politieke stabiliteit na bijna eeuwen aan revoluties en sociaal tumult. Kon er wel een duidelijke ‘bad guy’ worden aangewezen in de Spaanse burgeroorlog? Drie weken geleden besloot Sanchez de knoop door te hakken; er kwam een nieuw wetvoorstel om voorgoed af te rekenen met dit vraagstuk; de ‘Democratic Memory Law.’ Deze brede wet bevat 66 artikelen, waarvan de belangrijkste elementen zullen zijn dat 1) er wettelijke verantwoordelijkheid komt om de 112.000 slachtoffers van Franco te identificeren en in een DNA bank worden opgeslagen, 2) de Vallei der Gevallenen een civiele begraafplaats wordt, en dus geen basiliek meer, 3) publiekelijke verering van Franco verboden wordt met een boete van maximaal 150.000 euro, 4) een speciale onderzoeker naar mensenrechtenscheidingen onder Franco wordt opgericht, 5) rechtspraken en executies tijdens het regime als ongeldig worden verklaard, en 6) het onderwijs op scholen wordt vernieuwd met meer aandacht voor de periode.
De discussie over politieke, sociale en juridische antwoorden op het Franco Regime, die sinds 1975 wel al flink gevorderd is en steeds meer nijgt naar een behoefte aan confrontatie, splijt de Spaanse bevolking nog steeds in tegenovergestelde groepen die ook de nieuwe radicale politieke situatie reflecteren. Nieuwe partijen als Podemos en Vox trekken de politiek respectievelijk verder naar links en rechts, terwijl de Coronacrisis centraal staat in de argumentatie van beide kampen over het nut van een dergelijke wet. Voor de linkse regering biedt het een sociale ‘’reset’’ voor een nieuw Spanje, voor de rechtse oppositie is het voorstel een manier om het in hun ogen niet adequate overheidsoptreden tegen het virus te maskeren. De vraag is dus ook nog of de wet door het parlement zal komen. Sommige elementen van de nieuwe wet, waarvan Podemos door zijn coalitie met de sociaaldemocraten een partner is, hebben ook duidelijk een politieke insteek. Een van de 66 artikelen bevat bijvoorbeeld een optie voor afstammelingen van de Internationale Brigades uit de Spaanse burgeroorlog om automatisch Spaans burgerschap te ontvangen.
Met andere woorden; in Spanje is de afrekening met een traumatisch verleden verlopen via een evolutie, niet een revolutie. Aangezien de dictatuur langer duurde, van binnenuit kwam en tot een zekere economische en politieke stabiliteit leidde duurde het veel langer, en is er nog steeds geen complete consensus, om tot een gedeeld verhaal hierin te komen. De discussie hangt ook samen met de bredere vraag of moeilijke historische vraagstukken opgelost moeten worden via doorslaggevende actie van de politiek en de rechtspraak, of via objectieve, geleidelijke historische ontmanteling. Voor een land als Spanje, waar de herinnering aan deze periode nog zo vers is, zijn we nu wellicht aanbeland in een periode waar de tijd rijper is voor de eerste van de twee. Het is aan toekomstige generaties politici, academici en burgers om die herinnering steeds verder uit te pluizen en een verantwoord consensus te creëren. Zoals gezien is het een actieve en goed georganiseerde burgermaatschappij die veel impact kan hebben. Alles meegenomen is deze ‘Wet van Democratisch Geheugen’ een moedige stap in de goede richting.
Van Spanje tot Argentinië: de rol van de burgermaatschappij en het belang van open discussie
Spanje is overigens niet het enige land waar dergelijke traumatische, recente en binnenlandse veroorzaakte herinneringen met dictatuur niet zomaar in een klap verdwijnen, maar nog altijd ter discussie staan. Het spreekt beelden dat dit vooral het geval is in de vele Latijns-Amerikaanse landen die de vorige eeuw ook met dictaturen te maken hebben gehad. In Argentinië bijvoorbeeld leidde de ‘vuile oorlog’, gevoerd door de militaire dictatuur tussen 1976 en 1983, ook tot veel ongemarkeerde massagraven en een grote wond in de sociale eenheid toen dat regime ter val kwam. Net als in Spanje werd eerst een soort Pacto del Olvido aangenomen; er kwam amnestie voor de leden van het Junta en zwijgen was de norm. Net als in Spanje was het echter georganiseerde druk vanuit de burgermaatschappij die hier beweging in veroorzaakte. Een dappere groep moeders van vermiste slachtoffers van het regime, de ‘moeders van het Plaza del Mayo’ demonstreerden elke donderdag voor het Presidentiele paleis, nog tijdens de hoogtijdagen van het regime en met gevaar voor eigen leven tegen een verbod op samenscholing. Met witte sjaals waarin de namen en geboortedatums van hun zoons gemarkeerd stonden bleven ze dapper komen, met gevolg dat een van hun leiders Azucena Villaflor De Vincenti zelfs werd geëxecuteerd door het regime en uit een vliegtuig werd gegooid. Maar hun toewijding werd beloond; in 2005 werden de amnestiewetten opgezegd kwam een groot aantal junta-leden in de gevangenis terecht. Tot vandaag de dag zijn de moeders nog actief als een stichting die zich wereldwijd inzet voor democratie en mensenrechten.
Het waren ook mensenrechtenorganisaties die in Argentinië al in 1998 een monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van de vuile oorlog verzorgden; het Parque de la Memoria. De herdenkingsplek staat nog geen 300 meter van het militaire vliegveld waar veel van de ‘’doodsvluchten’’ werden georganiseerd, waar onder andere De Vincenti ter door veroordeeld werden. Het Parque de la Memoria is vrijwel het complete tegendeel van het pompeuze Valle de los Caídos, en biedt een mooie representatie van wat een gezonde verzoening met het verleden kan zijn.
Het park staat niet vol met neoklassieke pillaren en bombastische basilieken, gevuld met de lichamen van tirannen en de onvrijwillige graven van de tegenstanders van het regime. Nee, hier vindt men geen kunstmatig opgelegd nationaal consensus. Het park is open, en bevat grote gaten in het pad die symbool staan voor de nog open wonden van het verleden. De democratische overheid biedt het geraamte aan, maar het is aan de mensen zelf om er invulling aan te geven. Alleen zo krijgt een land een echte bevrijdingsdag.
Auteur: Teun Janssen.