Stephane Courtois toont hoe in oktober 2017 (honderd jaar na de oktoberrevolutie) in Frankrijk tijdschriften Lenin op een positieve manier werd memoreerden.

Honderd jaar geleden, op 7 november 1917, kwam een man genaamd Vladimir Iljitsj Oeljanov aan de macht in de Russische hoofdstad. Deze gebeurtenis zou de geschiedenis van de 20e eeuw op zijn kop zetten. Oeljanov staat alom bekend onder zijn pseudoniem Lenin. Het was geen staatsgreep (d.i. een militaire coup onder leiding van officieren) maar ook geen opstand (d.i. een algemene militaire rebellie). Het lag dichter bij wat de 19e eeuwse Franse revolutionair Auguste Blanqui ‘gewapende bezetting’ noemde: wanneer gewapende activisten een aantal strategische punten in een stad in beslag nemen.

De gewapende bezetting vond plaats tijdens een van de meest barbaarse en geïndustrialiseerde oorlogen die ooit in Europa hebben gewoed en zond politieke schokgolven vanuit het oude Tsarenrijk naar Europa en Azië. Uiteindelijk werd de hele wereld overspoeld en markeerde deze de moderne geschiedenis van de 20e eeuw. Nu, aan het begin van de 21e eeuw, zijn de sporen hiervan nog steeds terug te vinden.

Het succes van de Oktoberrevolutie – zoals deze later bekend werd – was niet alleen onwaarschijnlijk, het was gewoon onvoorstelbaar. De bolsjewieken hebben hun best gedaan om er een voorspelbare en onvermijdelijke realiteit van te maken. Via communistische propaganda werd ‘het internationale communistische verhaal’ verspreid waarin werd beschreven hoe door ‘de revolutie van de kleine man’ en hun collectieve ‘sovjets’ de ‘proletarische democratie’ ontstond. Dit verhaal was de rechtvaardiging van het eerste communistische regime van de geschiedenis.

De ontstaansmythe van het Sovjet-communisme werd door de Sovjet-Unie in 1945 ingewijd na de nederlaag van nazi-Duitsland. Deze stelde de communisten in de gelegenheid om de glorieuze nagedachtenis te vieren van de miljoenen slachtoffers van de ‘strijd tegen het fascisme’. Het was efficiënte propaganda om hun verantwoordelijkheid bij het aan de macht helpen van Hitler in de doofpot te stoppen. In 1919 vielen de Sovjets de Weimarrepubliek aan. Hitler en Stalin hadden twee niet-aanvalsverdragen gesloten (augustus en september 1939). Na 1945 was bleek het een handige truc om met de vinger te wijzen naar het naziregime als symbool van het hoogste kwaad. Het verdoezelde de criminele dimensie van de communistische regimes en hun totalitaire karakter.

Lenin stond symbool voor de bolsjewistische revolutie. De mythe van de ‘Grote Lenin’ begon in 1920 met als aanleiding zijn 50e verjaardag. De persoonlijkheidscultus rond hem verspreidde zich al snel door Rusland. Toen hij in 1924 op 53-jarige leeftijd overleed, werd deze afgoderij in de rest van de wereld verspreid. De communisten balsemden het lichaam van de man die ze een ‘genie’ noemden en legden dat in een mausoleum op het Rode Plein tegenover het Kremlin. Het zou een pelgrimsoord worden waar mensen hun idool konden aanbidden. Allerlei foto’s van Lenin werden verspreid – de meeste vervalst – ter vervanging van de iconen in de izba (‘boerderijtjes’) van de muzhik (‘arme boeren’) die snel kolchozen zouden worden. Overal verschenen beelden van Lenin. Dikke biografieën en prachtige hagiografieën werden gepubliceerd. Er werd opdracht gegeven voor films zoals ‘Lenin in oktober’ en ‘Lenin in 1918’ van Mikhaïl Romm. (Chroesjtsjov heeft deze films later compleet opgefrist een aangepast aan Stalin.) Populaire lofliederen over Lenin werden overgedragen. Een Lenin-prijs werd ingesteld en de boodschap van Lenin werden en masse door het regime verspreid.

De iconische aanwezigheid van Lenin verspreidde zich via de Sovjet-Unie naar de Centraal- en Oost-Europese landen waar na 1945 communistische regimes werden geïnstalleerd. De stad St. Petersburg/Petrograd werd omgedoopt tot Leningrad, als symbool van de omverwerping van de verafschuwde Romanovs en de geboorte van de nieuwe communistische samenleving onder leiding van Lenin, haar geniale bedenker. Moskou verzamelde alles wat Lenin had opgeschreven, tot en met het kleinste snippertje papier. Ze begonnen met de publicatie van zijn complete werk dat als ‘eindeloos’ werden beschouwd. Halverwege de jaren zestig waren 55 delen in het Russisch verschenen en 45 delen in het Frans (meer dan 20.000 bladzijden), gezamenlijk uitgegeven door de Franse communistische partij en uitgevers in Moskou. Communistische gemeenteraden in Frankrijk en Italië vernoemden straten naar hem. Vandaag de dag zijn er in de Parijse banlieue dertien lanen, zeven straten, drie stadscentra, twee boulevards, een plein, een doorgang en een doodlopende straat met de naam Lenin.

De ‘Grote Lenin’ was gezegend met alle deugden. Hij was een man zonder persoonlijke interesses die bescheiden en bijna ascetisch leefde. Hij ontzegde zichzelf alles tot het punt dat hij zijn gezondheid opofferde voor de Revolutionaire zaak. Hij was fysiek moedig en toonde opperste zelfbeheersing tijdens momenten van groot gevaar. Hij was streng maar rechtvaardig. Hij was een meesterlijk strateeg en evenveel verstand van economie als van filosofie. Hij werkte onvermoeibaar door met ijzeren wilskracht en vastberaden ‘bolsjewistische’ discipline.

Elk communistisch regime heeft dit soort afgoderij ingezet, ongeacht de onderliggende stroming: sovjet, orthodox, trotskistisch, maoïstisch, castroïstisch, enverhodistisch, kim-il-sungistisch, bordigistisch en posadistisch. Hoewel dit fenomeen verklaarbaar is in het streven van de Sovjet-Unie naar een wereldwijd communistisch systeem, is de voortzetting van wat de historicus François Furet vijfentwintig jaar na de ineenstorting van de Sovjet-Unie de ‘illusie van het communisme’ noemde, verrassend. De openbare ruimte in Rusland, Wit-Rusland of de andere voormalige Sovjetrepublieken is niet ‘ontleniniseerd’. De duizenden standbeelden en gedenktekens in bas-reliëf, bijvoorbeeld in het oosten van Oekraïne, zijn een verzamelpunt voor aanhangers van Vladimir Poetin. In 2015 stonden er in Rusland nog zesduizend standbeelden van Lenin. In 1991 stonden er in de Oekraïne nog 5500 beeltenissen van Lenin, maar in 2015 was dit aantal gedaald tot 900.

Zelfs Frankrijk zijn er ‘Leninofiele’ bijeenkomsten. George Frèche was een maoïstische studentenleider die hoofd werd van de socialistische partij in Montpellier. Daar was een plein met de naam ‘Grote Mannen van de 20e eeuw en hij zette een groot beeld van Lenin naast de beelden van De Gaulle en Churchill. Het feit dat deze laatste van 1918 tot 1923 tegen het bolsjewistische regime had gevochten, leek niet aan de orde. Op 23 februari 2008 liep ik langs een prachtige Bentley die naast de beroemde Parijse residentie Plazza Athénée geparkeerd stond. Op de motorkap van de auto stond een kleine zilveren buste van Lenin met daaromheen een rode sjaal. Ongetwijfeld was die van een van de vele miljardairs uit de gelederen van de KGB. Niet alleen kunstliefhebbers zijn gek op Lenin. Op 8 december 2013 werd een marmeren buste van hem geveild in Deauville, bekend van het jaarlijkse Britse filmfestival. De verkoopwaarde van de buste werd geschat tussen 8000 euro en 12.000 euro. De rode basis was van goud. Het is overduidelijk dat het communistische fetisjisme niet dood is en niemand lijkt zich daar om te bekommeren.

Lenin wordt nog steeds zeer gewaardeerd, zowel ideologisch als financieel. Dit komt vooral door de verschuiving in focus van de ‘Grote Lenin’ naar de ‘Goede Lenin’ in tegenstelling tot de ‘Slechte Stalin’. Deze strategie is zorgvuldig voorbereid door het Sovjet-Politbureau voor het 20e Congres van de communistische partij van de Sovjet-Unie, waar in 1956 de communistische leiders uit de hele wereld bijeenkwamen. De eerste secretaris Nikita Chroesjtsjov riep op tot een geheime afgevaardigdenvergadering op 25 februari en bracht daar zijn ‘Geheime rede’-bom tot ontploffing. Slechts drie jaar na Stalins dood was dit een opmerkelijke politieke en ideologische zet. Het doel, als ik deze metafoor mag gebruiken, was de roden wit te kalken. Hieronder waren de hogere en de lagere rangen van de partij die aan de terreur had deelgenomen en die het standpunt van ‘verantwoordelijk maar niet schuldig’ hadden ingenomen. Boosdoener was de ‘slechte Stalin’. Ten overstaan van de verbaasde gedeputeerden, beledigde Chroesjtsjov Stalin urenlang en klaagde hem aan. Uiteraard was Stalin tot 1934, zo vertelde hij ze, een voorbeeldig revolutionair geweest. Chroesjtsjov zorgde er wel voor dat hij de slachtpartijen in de burgeroorlog, de oprichting van de Tcheka, de Goulag en de Holodomor niet bekritiseerde. Hij veroordeelde ‘Vadertje’ Stalin vooral omdat hij bepaalde goede communistische afgevaardigden had onderdrukt. Bovenal beschuldigde hij hem ervan dat hij vanwege zijn leeftijd na 1934 over de schreef was gegaan. De boodschap was duidelijk: de geschiedenis had een pagina omgeslagen en de nieuwe leiding zou de ‘nomenklatura’ niet bedreigen. Ze mochten zich nu gelijk voelen aan en handelen als de andere Sovjets.

Maar de langetermijnstrategie van deze ‘Geheime Rede’ was ambitieuzer. Het was een enorme dekmanteloperatie om het hogere kader en agenten van Stalin tussen 1920 en 1950 amnestie te verlenen, niet alleen in de Sovjet-Unie, maar ook in Centraal- en Oost-Europa. Verplichte amnestie voor degenen die miljoenen mensen hadden vermoord door ze te dood schieten, te verhongeren of als zek (‘kampgevangene’) naar de Goulag te deporteren met als resultaat dat miljoenen gezinnen uiteen werden gerukt. Het plan van Chroesjtsjov was een wig te drijven tussen de twee emblematische figuren die onder de titel Vojd (‘leider’) de continuïteit van het communistische regime symboliseerden. Terwijl ze zich door deze loskoppeling van Stalin bevrijdden, werd het regime opnieuw gelegitimeerd rond de enige grondlegger Lenin. Dit betekende een terugkeer naar het bolsjewisme in zijn zuiverste vorm.

Ondanks de bezwaren van de Chinese communistische leider Mao Zedong tegen dit revisionisme, heeft deze operatie vijfendertig jaar lang succesvol voortgeduurd. Ook toen de ‘Geheime Rede’ was uitgelekt naar de New York Times die deze op 16 maart 1956 publiceerde en de Franse krant Le Monde in juni daarna, bleef het functioneel. Geleidelijk aan keerde Lenin terug in de schijnwerpers terwijl Stalin in de schaduw verdween (behalve in China).

Lenin met de rode vlag met hamer en sikkel. Nu afgedaan in het museum van communisme in Praag.

In 1991 stortte de Sovjet-Unie in en begon de figuur van de ‘Goede Lenin’ te verbleken (behalve in China en de maoïstische beweging). De archieven in Moskou werden geopend en de documentaire revolutie begon. Niet alleen in de voormalige Sovjet-Unie, maar ook in Centraal- en Oost-Europa begonnen slachtoffers van het communisme hun mond open te doen. De complete geschiedenis van het Sovjet-communisme moest worden herzien. Tot dan toe had het volk altijd verklaard dat de revolutie was veroorzaakt door de oorlog van de kapitalisten.

Opeens werd door de epische geschiedenis van het eerste communistische regime een nieuw fenomeen onthuld temidden van de tirannieën van de 20e eeuw: het totalitarisme. Dit betekende een pijnlijk probleem. Door de geschriften van George Orwell, Hannah Arendt, Raymond Aron en tal van andere auteurs betwistte niemand het totalitaire karakter van het Stalinistische regime. Maar toonde bewijsmateriaal uit de archieven nu niet aan dat Lenin de ware uitvinder was van dit nieuwe politieke systeem in de Sovjet-Unie? Stalin had slechts de geest van het systeem toegepast, zij het weliswaar op onvoorstelbare schaal.

 

Totalitarisme

In Praag is een wandelpad vernoemd naar de slachtoffers van het totalitarisme.

Om diverse ideologische en politieke redenen weigerden veel auteurs de overeenkomsten tussen communisme, fascisme en nazisme te zien. Ze geloofden dat de term ‘totalitair’ als ‘Koude Oorlogsconcept’ was uitgevonden door een Amerikaanse intellectueel die verbonden was aan de CIA. De term werd voor het eerst opgeschreven in 1923-24 door de democratische Italiaanse journalist Giovanni Amendola, toen hij het kiesstelsel beschreef dat Mussolini had opgezet om hem een absolute meerderheid in het parlement te bezorgen. Dit neologisme markeerde het begin van een nieuwe politieke ideologie, net zoals in 1797 toen Restif de la Bretonne voor het eerst de term ‘communist’ gebruikte. Andere voorbeelden van zo’n semantische genealogie is het gebruik van de term ‘socialisme’ door Pierre Leroux’ in 1830, Lenins uitvinding van de term ‘bolsjewiek’ in 1903 en de term ‘genocide’ door Rafael Lemkin in 1944.

Het begrip ‘totalitair’ werd tussen de twee wereldoorlogen in door tientallen Europese en Angelsaksische auteurs bediscussieerd. Tussen eind 1939 en begin 1941 nam deze polemiek toe, toen de alliantie tussen Hitler en Stalin het nut van het vergelijken van het Sovjet- en het naziregime bevestigde. Dit gaf het destructieve fenomeen van het totalitarisme een verbazingwekkende historische consistentie die veel verder ging dan schijnbaar ideologische conflicten. Het hoogtepunt van dit debat was toen de American Philosophical Society hier in november 1939 in Philadelphia een symposium aan wijdde getiteld ‘The Totalitarian State; From the Standpoints of History, Political Science, Economics, and Sociology’. De Amerikaanse historicus Carlton J. H. Hayes (specialist in Frans nationalisme) droeg bij met het artikel ‘The novelty of totalitarianism in the history of Western civilization’. De Duitse aanval op de Sovjet-Unie op 22 juni 1941 maakte echter een abrupt einde aan deze discussies. Om politieke en militaire motieven werd de ‘Grote Alliantie’ gesloten tussen Churchill en Stalin, en later Roosevelt tegen nazi-Duitsland. Het begrip totalitarisme vergelijken of zelfs proberen te definiëren, had geen prioriteit meer.

De Franse historicus François Furet omschreef de romantische aantrekkingskracht van de bolsjewistische revolutie als de ‘universele charme van oktober’. Dit verleidelijke beeld werd versterkt door het ‘universele aura van Stalingrad’. De enorme verliezen van het Rode Leger werden door de Sovjetpropaganda bewerkt om de opoffering van de individuele soldaat te verheerlijken. Deze heldenverhalen leidde de geesten af van de incompetentie van de bevelstructuren aan de top. De overwinning op het nazisme heeft het collectieve geheugen van de wereld wat betreft de slachtoffers van het communisme, de Russische burgeroorlog, de vijfjarenplannen en de gedwongen collectivisering en grote terreur tussen 1937 en 1938 op effectieve wijze gewist. ‘Elke anticommunist is een hond. Ik zal hierover niet van gedachten veranderen. Ik zal hierover nooit van gedachten veranderen,’ was de beroemde reactie van Jean-Paul Sartre op deze ontkenning.

Met de publicatie van het opus magnum van Hanna Arendt ‘The Origins of Totalitarianism’ in 1951, kwam er verandering in de situatie. Arendt was Duitse filosofe en joods. Het eerste deel van haar werk ging over kolonialisme, het tweede deel over antisemitisme en het laatste deel was een analyse van het totalitarisme. Vreemd genoeg geeft ze nooit een exacte datum van het opkomen van het fenomeen. Ze verwijst naar de couppoging van Stalin in 1929, waarvoor in de archieven geen bewijs is gevonden. Misschien is het een verwijzing naar de eeuwigdurende staatsgreep van Stalin sinds zijn benoeming tot secretaris-generaal van de partij door Lenin in 1922. Dit laatste wordt door Arendt nauwelijks genoemd en de periode dat hij de macht is tussen 1917 en 1923 wordt slechts gekwalificeerd als ‘revolutionaire dictatuur’.

Ondanks de inspanningen van de liberaal Raymond Aron en de marxist Claude Lefort om de totalitaire dimensie van het communisme onder de aandacht te brengen, versterkte het plan van Chroesjtsjov om Lenin en Stalin los te koppelen het idee dat, als er al sprake was van totalitarisme, dit onder leiding van laatstgenoemde was ontstaan. Maar door het ontbreken van interne documenten over de werking van het Sovjetsysteem, stokte het onderzoek. Met de val van de Berlijnse Muur in 1989, veranderde de wetenschappelijke situatie enorm. Archieven gingen open en veel getuigen gaven persoonlijke getuigenissen. Deze documentaire revolutie bood zwaarwegende bewijzen voor de centrale rol van Lenin in de totstandkoming van de vier principes (zie hieronder) van een totalitair systeem. Ook in het historiografische klimaat vonden belangrijke veranderingen plaats waardoor nieuwe interpretaties gerechtvaardigd werden. Dit was het begin van het einde van de ‘Grote’ en ‘Goede’ Lenin en de opkomst van de ‘Ware Lenin’.

Logo van de conferentie naar aanleiding van 100 jaar communisme. Die vond plaats op 8-9 november in Praag, georganiseerd door het Platform of European Memory and Consience. De ‘Grote Oktober’ revolutie vond plaats in november. In Rusland had met toen een andere maandkalender.

De publicatie van ‘Zwartboek van het communisme’ op 7 november 1997 leidde in Frankrijk tot een gepassioneerde polemiek. Het boek werd in Europa gepubliceerd, is vertaald in zesentwintig talen en er zijn meer dan één miljoen exemplaren van verkocht. Het openingshoofdstuk van Nicolas Werth was het meest controversiële deel van het boek. Het onderwerp daarvan was de Leninistische periode van het Sovjettijdperk. Werth presenteerde ongepubliceerde bewijzen die de persoonlijke rol van Lenin aantoonden in de oprichting van het communistische regime. Hij had de burgeroorlog gepland en georganiseerd. Hij had het concentratiekampsysteem, de massamoorden op weerloze burgers en het gebruik van hongersnood gepland als instrumenten om tegenstanders van het regime massaal te vernietigen. Wat het archief aantoonde was dat Stalin een goede leerling van zijn leraar was.

Dit is een lijst met de terreurmethoden die door Stalin zijn gebruikt, maar die onder Lenin tussen 1920 en 1950 hun intrede deden: oneerlijke rechtszaken, massale uitroeiing gelegitimeerd door ‘klasse’-criteria, vernietiging van de boerenbevolking en protesterende arbeidersklasse, de oprichting van een concentratiekampsysteem, het uitwijzen van buitenlanders als ongewenste burgers, algemene censuur, verspreiding van de revolutie naar andere landen en militaire aanvallen op onafhankelijke landen. Tegenwoordig gaat het silhouet van de revolutionaire dictator wiens goede bedoelingen ‘door omstandigheden’ werden beperkt, steeds meer op in de duistere schaduwen van zijn veel verontrustendere en meedogenlozere grondlegger.

In het hoofdstuk van Nicolas Werth in ‘Het zwartboek van het communisme’ wordt impliciet deze kardinale vraag gesteld: stond Lenin als grondlegger van het eerste communistische regime van de geschiedenis model voor Stalin en was hij dus de uitvinder van de belangrijkste kenmerken van dat totalitaire regime? Opeens was de intentie van Chroesjtsjov om Lenin los te koppelen van Stalin niet langer geloofwaardig en keerden de twee persoonlijkheden terug naar hun gezamenlijke thuisbasis.

Een regime met een totalitair karakter heeft de volgende kenmerken:

– Politiek monopolie van een unieke partij onder leiding van een charismatisch leider. Geleidelijk aan wordt deze een staatspartij door alle wetgevende voorrechten en overheidsdiensten in de partij te incorporeren.
– Monopolie van ideologische controle over alle ideeën en op alle vakgebieden: filosofie, wetenschap, geschiedenis, kunst, enz.
– Staatsmonopolie op productiemiddelen en distributie van goederen door de nietigverklaring van eigendomsrechten.
– Tot slot het gebruik van massale terreur als instrument om te regeren. Uiteraard worden deze vier elementen in verschillende verhoudingen gedoseerd naar gelang de omstandigheden en situaties.

Ik wil de nadruk leggen op het fundamentele onderscheid tussen totalitaire en autoritaire regimes, zoals Guy Hermet dat maakt in zijn belangrijke boek ‘Démocratie et autoritarisme’. Het eerste is noodzakelijkerwijs revolutionair, terwijl het tweede conservatief is, ook al moderniseert het de maatschappij. In mijn laatste boek ‘Lénine, l’inventeur du totalitarisme’ (Parijs, Perrin, september 2017) heb ik dit conceptuele verschil aangepast. Ik wilde weten onder welke omstandigheden en via welke wegen Vladimir Iljitsj Oeljanov, bekend onder de naam Lenin, het eerste totalitaire regime in de geschiedenis heeft ingesteld. Ik wilde de onverdedigbaarheid aan de kaak stellen van twee ideeën die nog steeds voor een groot deel in stand worden gehouden. Het eerste idee is dat het regime dat Stalin tussen 1924 en 1953 heeft ingesteld – en dat min of meer tot de implosie daarvan in 1991 heeft geduurd – weinig of niets gemeen had met het regime dat Lenin in november 1917 oprichtte. Het tweede idee is dat Lenin in 1918 en tussen 1921 en 1922 opnieuw, een beleid van ‘oorlogscommunisme’ voerde als gevolg van een opeenvolging van beperkende voorwaarden die hem geen andere keuze lieten. Dit, zo werd betoogd, waren de onderliggende oorzaken van de extreme maatregelen die werden genomen op alle terreinen van de Russische samenleving.

Een ander aspect hiervan is de vergelijking tussen de bolsjewistische en de Franse revolutie. In relatieve historische context zijn er verschillen. Een aantal auteurs is van mening dat de Franse revolutie de wieg van het totalitarisme is. Deze hypothese is niet controleerbaar. Vanaf 10 augustus 1792 kennen beide gebeurtenissen zeker overeenkomsten – het vallen van de monarchie, de oprichting van een comité voor openbare veiligheid onder gezag van Robespierre, En er is ook politiek geweld, massapolitiek, het ontbreken van een legitiem regime, het dagelijks toepassen van terreur en de organisatie van een burgeroorlog.

Maar zijn echter twee fundamentele verschillen. Het eerste is dat Lenin een marxistische ideologie heeft aangenomen om zijn wetenschappelijke claim te legitimeren dat hij begrijpt hoe de maatschappij en de geschiedenis functioneren. Deze analyse was ingekaderd rond het begrip ‘klassenstrijd’; een veel krachtiger en gestructureerder revolutionair idee dan Robespierre’s grondprincipe van ‘Deugd en Terreur’. Het was niet langer de oude christelijke strijd van het Goede tegen het Kwade, maar Kennis tegen Onwetendheid. Zoals God de unieke belichaming was van morele wijsheid, zo beweerden de leninistische partij en de daaropvolgende communistische partijen dat zij de enige bron waren van goede en slechte politiek.

Het tweede element waarin 1798 en 1917 van elkaar verschillen was dat geen enkele hoofdrolspeler in Frankrijk zichzelf destijds beschouwde als betrokken bij een revolutie. Het was de koning die de Staten-Generaal bijeenriep om een uitweg uit de revolutie te vinden. In de Russische situatie had Lenin al vanaf 1887 gewerkt aan permanente radicale revolutie als proces. Dit was na de gewelddadige dood van zijn vader in 1886 en de executie van zijn broer als gevolg van een mislukte aanval op de tsaar. Toen Lenin aan de macht kwam, zette hij een plan op van dertig jaar dat bedoeld was om zonder afstandsverklaring in praktijk te worden gebracht. Een van de meest radicale ideeën van dit plan was een partij van professionele revolutionairen. (Hij had dit al geschetst in zijn boek ‘Wat te doen?’ uit 1902.) De partij zou semi-clandestien zijn en totaal anders dan andere massale democratische partijen. Hij was ook van mening dat een ware revolutie onmogelijk was zonder burgeroorlog. Een burgeroorlog zou de dictatuur van de proletariër in het leven roepen, dat wil zeggen: de staatspartij zou alle voorrechten van de staat incorporeren.

Een eeuw na de oprichting van het eerste communistische regime in de geschiedenis kun je de gevolgen daarvan als desastreus beschouwen. Drie perspectieven staven deze conclusie. Het eerste is vanuit Russisch oogpunt. Door het uitlokken en orkestreren van een gruwelijke burgeroorlog in 1922, stortte Lenin zijn land in de economische ondergang. Voordien was Rusland de belangrijkste producent van tarwe en benzine ter wereld en was het vijfde op de wereldranglijst van meest geïndustrialiseerde landen. Een van Lenins eerste decreten als staatshoofd en in naam van een radicale marxistische ideologie, was het nietig verklaren van eigendomsrechten en de handel tussen individuen te verbieden. Dit heeft de bezittende klasse geruïneerd. Hij heeft de intellectuele elite, wetenschappers, technici en industriële leiders uitgeroeid of doen vluchten. Hij heeft de boerenbevolking kaalgeplukt en de arbeidersklasse onderdrukt door overal opstanden uit te lokken. Hij zette een enorm bureaucratisch apparaat op dat werd gerekruteerd op basis van loyaliteit aan het regime en niet op basis van vaardigheden. Maar vooral ontbond hij op 18 januari 1918 de Nationale Grondwetgevende Vergadering. Tot 1991 was dit het eerste en het laatste parlement in Rusland dat door middel van algemeen kiesrecht was gekozen. Hij richtte de almachtige geheime politie op en het Rode Leger dat de missie kreeg iedereen te vernietigen die het regime aanvocht. Om te regeren maakte hij op massale schaal gebruik van terreur. Het was zijn trouwe luitenant Stalin die deze praktijken systematiseerde en verspreidde.

Het tweede perspectief betreft Europa. De aanhoudende aanvallen op Duitsland van Lenin en Stalin, te beginnen met de Weimarrepubliek en de sociale democratie, waren een grote steun voor Hitler om in 1933 aan de macht te kunnen komen. De niet-aanvalsverdragen met de Sovjet-Unie van 23 augustus en 28 september 1939 vormden één van de aanleidingen tot de Tweede Wereldoorlog. De gevolgen waren tragisch: de vernietiging van Polen en de Baltische staten, de genocide op de Joden en zigeuners, de uitroeiing van miljoenen burgers en de miljoenen soldaten die zijn omgekomen bij gevechten of door bombardementen. De inwoners van de Sovjet-Unie hebben de hoogste prijs betaald met 27 miljoen doden. Na 1945 zijn de landen in Centraal- en Oost-Europa ‘bevrijd’ door het rode leger en onderworpen aan massale sovjetisering. Pas na 1989 zijn ze hiervan bevrijd.

Het laatste perspectief van het erfgoed is mondiaal. Lenin heeft in feite een nieuwe dictatuurvorm uitgevonden: het totalitarisme. Dit regime wilde niet alleen de politieke macht, maar ook de samenleving zelf controleren, tot en met het individu en zijn gedachten. De Sovjet-Unie heeft het totalitarisme via haar netwerk van communistische regimes verspreid in Europa en Azië, inclusief de verschrikkingen van Mao in China en Pol Pot in Cambodja, en niet te vergeten Cuba en een aantal Afrikaanse regimes.

De val van de Berlijnse Muur in 1989 en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 betekende de totale mislukking van het Leninistische avontuur. Sindsdien is het communisme, dat op sterven na dood is, triomfantelijk gemigreerd naar radicaal islamisme. De Amerikanen waren hier bij de aanslagen van 11 september voor het eerst slachtoffer van, maar de aanwezigheid hiervan kan tegenwoordig wereldwijd worden vastgesteld. We zullen deze rampzalige erfenis nog tientallen jaren moeten verduren.

Stephane Courtois sprak deze tekst uit tijdens de conferentie naar aanleiding van de herdenking van 100 jaar communisme. Deze conferentie werd gehouden 8-9 november 2017 in Parijs. Tijdens de conferentie presenteerde Stephane Courtois zijn boek met titel: ‘Lenin, de uitvinder van het totalitarisme’.