Meer dan twintigduizend mensen reisden dit jaar (2017) van heinde en verre naar het Bosnische bergstadje Srebrenica voor de jaarlijkse genocideherdenking. Iedere 11 juli worden de lichamen begraven die het afgelopen jaar zijn gevonden en geïdentificeerd. Dit jaar zijn het er 71, allen omgebracht na de val van de stad op 11 juli 1995. Schrijver Edwin Giltay was erbij, vergezeld door de journalist-tolk Naida Ribić.

Edwin Giltay

Talloze malen heb ik gehoord en gelezen wat hier is gebeurd: de val van de stad en de moord op meer dan achtduizend mannen en jongens. Ik ken de feiten; ik weet van de niet te bevatten genocide. En toch ontkom ik er hier niet aan: ik huil mee met de rouwende menigte. Het verdriet is te groot – het overmant ons allen.

Toegegeven, onder de felle zon met een temperatuur van 35 graden voelt niemand zich senang. Maar het is de treurigheid van de volkenmoord, deze onmenselijke daad, die ons beroert.
Bovendien schaam ik me voor mijn nationaliteit. Laten we wel wezen: het waren Nederlandse militairen die de Bosniakken in Srebrenica ontwapenden en daarbij beloofden hen te beschermen. Toen de Serven binnenvielen, leverden mijn landgenoten hen echter prompt uit aan hun aartsvijanden. De Nederlanders losten niet één schot. De door Bosniakken gegraven verdedigingslinies werden zomaar aan de Serven weggegeven – enkele jongeren op de herdenking weten het mij in perfect Engels haarfijn onder mijn neus te wrijven.

Overigens plaatsen ze er uit eigen beweging wel een kanttekening bij: ‘De Serven zijn veel erger. Zij zullen nooit hun fouten toegeven, terwijl veel Nederlanders dat wel doen.’
De tieners hebben gelijk. Twee weken eerder schreef het Gerechtshof Den Haag geschiedenis door te oordelen dat Nederland deels aansprakelijk is voor de dood van zo’n driehonderd Bosniakken die hier op 13 juli 1995 zijn afgevoerd. Landen kunnen zich niet langer zonder meer verschuilen achter de vlag van de Verenigde Naties. Het Nederlandse VN-bataljon, Dutchbat, wist dat het slecht met de Bosniak-ken zou aflopen en had hen moeten beschermen, sprak de rechter het publiek met dertig weduwen toe. Dat was hen beloofd.

In het Hof in Den Haag had Munira Subasić, voorzitter van de Moeders van Srebrenica, mij een witte sierspeld gegeven die symbool staat voor al het leed. Op de begraafplaats in Srebrenica draag ik hem op mijn hart.

Omdat ik geen Bosnisch spreek, leg ik me op de immense dodenakker toe op het filmen van Naida, die de ene na de andere nabestaande interviewt. Een vrouw draagt een T-shirt waarop haar overleden man is afgebeeld. Ze vertelt dat zowel haar echtgenoot als haar zoon zijn vermoord, maar dat ze geen enkele foto heeft van zoonlief. De vrouw barst in huilen uit – Naida troost spontaan. De twee vallen in mijn beeld in elkaars armen.

Begraafplaats met de witmarmeren grafzuilen op de achtergrond

Duizenden en duizenden witmarmeren grafzuilen: ik moet bijna vloeken van de overdaad aan onrecht. Maar dan hoor ik het islamitisch gebed dat iedereen op een haast magische wijze aanspreekt: Wij zijn hier allen één. Dit mag nóóit worden vergeten, opdat dit nooit meer gebeurt. Het voelt alsof deze universele gedachte van ‘nooit meer’ als een energie siddert door alle pelgrims die hier respect komen betuigen aan de slachtoffers. De lucht voelt geladen met deze ene wens. Om nooit te vergeten, is het essentieel om te weten wat hier precies is gebeurd. Waarheidsvinding – dáár gaat het om. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar dat is het helaas niet als het om Srebrenica gaat.

De Serven hebben er alles aan gedaan om hun volkenmoord te verbergen. Met bulldozers groeven ze naderhand de massagraven op van de Bosniakken die ze hadden geëxecuteerd, om de lichamen ver weg op geheime plekken te verstoppen. En ook verplaatsten ze bergen botten nógmaals naar afgelegen plekken waar ze er mijnen bovenop legden. Gevolg: van veel slachtoffers zijn na 22 jaar nog steeds geen botresten gevonden.

Herbegrafenis:. De lijkkisten zijn toegedekt met groene kleden

De 71 grafkisten zijn klein. Van sommige nabestaanden werd maar een enkel botje geïdentificeerd, dat nu in een vrijwel lege kist ligt. Van zo’n duizend slachtoffers slachtoffers zal misschien nooit meer iets worden teruggevonden. Ook omdat er soms geen enkele overlevende in de familie is, waardoor DNA-identificatie niet mogelijk is.

Een kolossale truck waarover de Bosnische vlag is gedrapeerd, bracht de lijkkisten van het mortuarium in Visoko naar Srebrenica.

Truck en oplegger met 71 lijkkisten doet Sarajevo aan, om daarna door te gaan naar Srebrenica

Op die reis werd op 9 juli hoofdstad Sarajevo aangedaan. Ook daar zag ik vrouwen snikken. Honderden toonden er hun eer toen de truck stopte voor het Presidentsgebouw, nabij het monument voor de anderhalf duizend kinderen die in de burgeroorlog stierven.
Behalve de Serven, hebben ook Nederlanders bewijzen van oorlogsmisdaden verborgen: denk aan het beruchte fotorolletje van Srebrenica. Over deze affaire schreef ik in 2014 het boek De doofpotgeneraal. Een jaar na publicatie werd het verboden en kreeg ik een spreekverbod opgelegd. In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Den Haag echter dat de zorgvuldigheid van De doofpotgeneraal niet in twijfel is. Het boek is herdrukt, en ook kunt u dit stuk hier (en op Novini.nl) lezen zonder dat ik daarvoor een dwangsom tot honderdduizend euro moet betalen.

Verduistering van foto’s speelt ook een rol in de rechtszaak die tweehonderd Dutchbatveteranen recentelijk hebben aangespannen tegen hun voormalige werkgever. Naast compensatie voor hun ondermaatse bewapening, eisen de veteranen eigen foto’s en video’s terug die ze in de dagen na de val van Srebrenica maakten. Het gaat om ten minste acht filmrolletjes. Deze bevatten gevoelig materiaal – zoals bewijzen van oorlogsmisdaden – die hun superieuren van de veteranen afnamen en die nu achter slot en grendel liggen in inlichtingenarchieven.

Veel oud-Dutchbatters voelen zich bedrogen door het besluit van de grootmachten om het luchtwapen niet in te zetten in Srebrenica. Kolonel buiten dienst Charlef Brantz – destijds de chef van Dutchbat-commandant Karremans – schreef me dat zowel minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken als de Nederlandse vertegenwoordigers bij de NAVO hierover zijn ingelicht zes weken voor de val. Toch verzaakte Nederland zijn bataljon hier te informeren over het achterwege blijven van luchtsteun. Onze jongens werden in dit godverlaten oord kennelijk niet alleen door de grootmachten belazerd, maar ook door hun eigen legertop.

Later deze dag worden Naida en ik door de Moeders van Srebrenica gastvrij onthaald in hun woningen. Als ik de juridische strijd van de veteranen bespreek, ontvangen mijn landgenoten bijval als het om de fotobewijzen gaat. Dat het boek De doofpotgeneraal in september zal worden behandeld door de Nederlandse Tweede Kamercommissie voor Defensie, is eveneens opgepikt. De grootste krant van het land, Dnevni Avaz, berichtte er vandaag de 11e juli over.

De laatste tijd geven media in Bosnië veel aandacht aan de talloze verkrachtingen in de burgeroorlog. Men probeert het taboe te doorbreken. Zo wijst een nieuwe campagne erop dat het stigma niet bij de verkrachte vrouwen hoort te liggen maar bij de verkrachters. Vrouwen die hun traumatische ervaringen delen, worden geprezen voor hun moed.

De Moeders van Srebrenica laten weten dat ook enkele Dutchbatters in Srebrenica zich hebben overgegeven aan verkrachtingen. De Nederlanders zouden de vrouwen niet zelf hebben overweldigd. Nee, zij zouden misbruik hebben gemaakt van doodsbange Moslimvrouwen die na de val onder bewaking van Servische militairen stonden, zo gonst het verhaal.

De ochtend na de herdenking zoekt de oud-burgemeester van Srebrenica, Ćamil Duraković, Naida en mij op in ons hotel. Als voorzitter van het organisatiecomité van de herdenking heeft hij allen die de genocide ontkennen de toegang tot de begraafplaats ontzegd: zelfs zijn Servische opvolger als burgervader moest wegblijven. Duraković vindt het een noodzakelijke maatregel om de rust van de nabestaanden te bewaren die hun dierbaren komen begraven, en wijst erop dat er zich dít jaar geen ernstige incidenten voordeden.

Wenende vrouwen

Als we ’s middags wegrijden uit Srebrenica, valt me op hoe prachtig het landschap is. De beboste heuvels schitteren in de zon. Hoe heeft het in Godsnaam zo ver kunnen komen dat deze heuvels bezaaid liggen met oorlogsgraven?

Edwin Giltay is auteur van het boek De doofpotgeneraal, uitgegeven door De Blauwe Tijger. Giltay volgt de ontwikkelingen rond Srebrenica op de voet. Zijn reis naar de 22e herdenking van de genocide is mogelijk gemaakt door SGTRS. Alle foto’s op deze pagina zijn gemaakt door Edwin Giltay.