Tijdens de Koude Oorlog heerste de Sovjet-Unie over de Centraal- en Oost-Europese landen; van Estland tot Bulgarije. In de contacten met de leden van het Platform for European Memory and Conscience komt dit dan ook steeds ter sprake.
Albanië kent in dit opzicht een andere geschiedenis. Na de Tweede Wereldoorlog was Enver Hoxha (spreek uit: Hotscha) er de machtigste man. Hij trad eerst in de voetsporen van Stalin. Toen na het overlijden van Stalin in de Sovjet-Unie de destalinisatie op gang kwam, hield Hoxha vast aan de stalinistische lijn. Toen Chroesjtsjov in 1961 met het stalinisme afrekende, verbrak Hoxha de betrekkingen met de Sovjet-Unie. De Volksrepubliek China werd zijn belangrijkste bondgenoot. Hoxha overleed in 1985. Zijn opvolger Alia hield het uit tot 1991, toen ook in Albanië het communistische juk werd afgeworpen. Een nieuwe fase brak aan voor het land. De weg naar echte democratie en een goede verwerking van het verleden blijken evenwel moeilijk. Organisaties als het ‘Institute for Democracy, Media & Culture’ (IDMC) werken daar aan.
Tijdens de jaarvergadering van het Platform in Kiev in november 2016 werd het IDMC lid van het Platform. Helaas kon Jonila Godole, vanwege een luchtvaartstaking toen niet aanwezig zijn. Graag hadden we haar toen ontmoet, om te vragen, hoe de Albanezen met hún verleden omgaan, en hoe de IDMC te werk gaat.
Dit is de reden geweest dat de voorzitter van SGTRS eind september 2017 naar Tirana is afgereisd om het mede-Platformlid IDMC te bezoeken. In het gesprek dat volgde, kwam al snel het grote verschil met veel andere Oost-Europese landen naar voren: waar men bijvoorbeeld in Polen de Sovjet-Unie als de kwade genius kan aanwijzen, kan men dat in Albanië niet. (Anderzijds heb je overal in Oost-Europa ook communisten van eigen bodem gehad.) En hoe ga je dan met die geschiedenis om? Mevrouw Gondole vertelde, dat de zwarte communistische jaren van 1994 – 1990 in het curriculum van de scholen uiterst summier en eenzijdig worden behandeld. De elektrificatie van het land wordt bijvoorbeeld uitgebreid behandeld, maar niet de misdaden van Enver Hoxha. Men wil het zwarte verleden maar zo snel mogelijk vergeten. Dit verleden, en zoals historici ermee omgaan, vat Dr. Agron Gjekmarkaj (verbonden aan de universiteit van Tirana) als volgt samen:
“.. 45 opeenvolgende jaren lang, te weten van 1944 tot 1990, kwam geschiedschrijving te vervallen.
Isolatie, klonen, alerte bewakers, door de nacht geteisterde informatie, conversie van nieuws naar propaganda, ze staan voor de smeermiddelen van het totalitarisme, en ongetwijfeld ook voor dat totalitarisme dat we hebben meegemaakt. Duizenden mensen werden ter dood gebracht. Duizenden anderen gingen tot veertig jaar de gevangenis in. Een groot aantal mensen werd geïnterneerd, onteigend, beroofd van hun rechten, psychisch en fysiek geschonden. Naar verluidt is één op de drie personen gerekruteerd als medewerker van de staatsveiligheidsdienst. Religie was verboden; bovendien, door armoede en honger werden de verschillen van ongelijkheid met de grond gelijk gemaakt.
… (maar de huidige) Albanese historici hebben hun toevlucht gezocht tot de retoriek van 1944-1990, met de figuur van Enver Hoxha, in een poging positieve kenmerken te vinden, aangezien sommige van hen ideologisch geïndoctrineerd zijn. Hun onderzoek naar gevangenissen, martelingen, executies, grensmoorden, plunderingen, verkrachting, dossiers, gerechtshoven en staatsveiligheid is nogal onbestaand.”
Het IDMC wil de feiten uit de jaren 1944 – 1990 openleggen. Het geeft daarbij ook aandacht aan de cultuurgeschiedenis van Albanië vóór de zwarte communistische periode. Daarbij richt het IDMC zich op jongeren, waarbij de media zo veel mogelijk wordt betrokken.
De organisatie bestaat uit een kleine groep medewerkers. Als we ons realiseren dat de mensen die de communistische nomenklatoera vormden, vervangen zijn door hun kinderen, dan staat het IDMC voor een schier onmogelijke taak. Toch kwijten zij er zich met enthousiasme van.