
Obecní Dům, vertaald Gemeente Huis. In dit prachtige Jugendstill-gebouw werd in 1990 de Helsinki Citizens’ Assembly opgericht. Václav Havel hield hier zijn openingstoespraak.
Aan het begin van de oprichtingsvergadering van de Helsinki Citizens’ Assembly (HCA), op 19 oktober 1990 in Praag heeft Václav Havel een openingstoespraak gehouden. Er wordt nogal eens beweerd, dat Havel nauw betrokken is geweest bij de HCA; volgens Wikipedia was hij dagvoorzitter. Op zich al ongeloofwaardig, daar Havel toen al vanaf 5 juli 1990 president was, en de HCA pretendeerde een burgerbeweging te zijn (die politiek actief was ‘van onderaf’) en dus nooit door een president van een land (die dus politiek bedrijft ‘van boven af’). Václav Havel was aanvankelijk zijdelings betrokken, maar het bleek al snel, dat zijn standpunten steeds verder afdreven van die van de HCA. Bij de Havel Library te Praag is dan ook nauwelijks iets te vinden over Havels betrokkenheid bij de HCA. Slechts de tekst van de openingstoespraak en flarden tekst over een conferentie in Kolodeje (zie hierna).
Václav Havel, initiator van de mensenrechtenbeweging Charta 77, was natuurlijk een groot voorstander van een sterke civil society. Vandaar dat hij in zijn speech die hij op 10 mei 1990 hield voor de Raad van Europa in Straatsburg steun vroeg voor het oprichten van een ‘Europese Burger Assemblee’. Hij zei het als volgt:
‘De harde les van leven onder een totalitair systeem heeft ons geleerd mensen- en burgerrechten te eerbiedigen. Het is geen toeval dat de opkomende democratieën in onze landen meestal ontstaan zijn uit onafhankelijke maatschappelijke bewegingen zoals de Tsjechoslowaakse Charta ’77. We mogen de bodem waaruit we zijn gegroeid en de beginselen die onze strijd voor de vrijheid hebben beheerst, niet vergeten. We beseffen dan ook hoe noodzakelijk het is dat de inspanningen om staten, regeringen en parlementen te integreren worden vergezeld, of zelfs geïnspireerd, door parallelle maatschappelijke inspanningen. Om deze reden, heb ik onlangs samen met Lech Walesa, een voorstel voor een Europese Burger Assemblee ondersteund. Ik vertrouw erop dat de West-Europese regeringen ook blijk van begrip voor dit plan geven.’
In het verlengde hiervan heeft hij een openingstoespraak gehouden bij de HCA. De HCA heeft onder zijn auspiciën later in 1993 van 28-29 augustus op het kasteeltje in Kolodeje (bij Praag) een conferentie belegd over de oorlog in voormalig Joegoslavië (bijgewoond door de NAVO, OVSE, UNHCR, EG en de Raad van Europa). Toch nam hij hele andere standpunten in dan de HCA verkondigde. Dit bleek in een interview met de pers, waarbij Havel de conferentie anders evalueerde dan Sonja Light en Zdravko Grebo die namens de HCA hun mening mochten geven.
Nog duidelijker blijkt dat Havels standpunten anders waren dan de HCA uit een interview van John Feffer en Mary Kaldor ‘Detente from Below’ dat op 18 juni 2013 plaatsvond. Hier belangrijk om te weten: Mary Kaldor was een van de belangrijkste oprichters van de HCA. Zij zegt het volgende:
‘Een van de problemen die in het boek [de autobiografie van Havel ] naar voren komt, is het antwoord op de vraag die we destijds aan Havel stelden: ‘Waarom vond u de uitbreiding van de NAVO belangrijker dan Helsinki?’ En Havel zegt dan: ‘Ik zag het verschil niet.’ Dat bracht me tot het besef dat we nooit echt een serieus gesproken hadden met Havel en anderen over de militaire kwestie.’
Over de openingstoespraak van Havel merken we op, dat hij in het eerste deel vertelt hoe hij het heeft ervaren om dissident te zijn. Dus wat het is om te ‘acteren van onderaf’ zonder enig perspectief. In het tweede deel vertelt hij hoe hij denkt te gaan acteren als president, dus ‘van boven af’. Hij zegt dan verder ook niets wat de HCA zou moeten gaan doen. Dit kon hij ook niet doen, want hij was niet betrokken bij de HCA.
Integrale tekst van de toespraak van Václav Havel bij de oprichtingsconferentie van de Helsinki Citizens’ Assembly te Praag op 19 oktober 1990.

Václav Havel houdt zijn openingstoespraak ter gelegenheid van de oprichtingsvergadering van de Helsinki Citizens’ Assembly in Praag op 19 oktober 1990..
Het lijkt mij mijn plicht als staatshoofd om u in Tsjechoslowakije te verwelkomen en mijn vreugde uit te spreken over het feit dat deze bijeenkomst hier plaatsvindt.
Ik maak van de gelegenheid gebruik dat u mij het woord hebt gegeven om even stil te staan bij één ding. In tijden waarin men ons dissidenten of oppositie noemde, in tijden toen we zogenaamde strijders voor de mensenrechten waren en toen we onze eerste vriendschappen sloten, onze eerste contacten legden en onze eerste samenwerking aangingen met verschillende onafhankelijke, vreedzame en democratische organisaties in West-Europa, waren we een soort van paria’s in deze samenleving. We stonden aan de rand ervan, we werden op allerlei manieren vervolgd, opgesloten, enz. We waren, om het zo te zeggen, zo laag als maar mogelijk was. Nu heeft de vreemde en wonderbaarlijke loop van de geschiedenis ons zo hoog gebracht als maar mogelijk is, we bevinden ons in de hoogste staatsfuncties, waarin we als het ware rechtstreeks vanuit stookruimtes en politieverhoorkamers zijn beland.
Don Quichots
In de tijd dat we zogenaamde dissidenten waren, hebben we dat woord nooit erg gemogen. In de tijd dat we tot de oppositie behoorden hebben we vaak benadrukt dat de strijd die we voeren niet veel te maken heeft met wat traditioneel onder politiek wordt verstaan. We dachten in categorieën als apolitieke politiek, enzovoort, en benadrukten dat het ons om bepaalde waarden en principes ging, niet om macht en functies. We benadrukten het belang van de geest, het belang van de waarheid, en zeiden dat ook dat een soort machtsfactor was. Ik herinner me nog goed hoe westerse journalisten die mij in de loop der jaren bezochten, tegen mij zeiden: jullie zijn toch maar een stelletje gekken die allerlei stukjes papier volschrijven en die onderling uitwisselen, jullie hebben toch geen echte krachtige wapens, geen machtsmiddelen. Tegenover jullie staat een gigantische politie, een gigantische staatsadministratie van een totalitair systeem, het leger. En wie staat er aan jullie kant? De arbeiders niet, die zijn apathisch, ze geven niets om jullie strijd, als ze die al kennen. Jullie zijn Don Quichots, waarom doen jullie dit eigenlijk?
Dergelijke vragen werden ons heel vaak gesteld en we hebben keer op keer gezegd dat in de omstandigheden van een totalitair systeem, niet alleen daarin, maar vooral daaruit, de macht een soort maatschappelijke kracht is die niet wordt gemeten in het aantal kiezers of fans of de omvang van de organisatie. Maar de macht ligt juist in de kracht van het ware woord, in de moed om de situatie te benoemen, ongeacht alle gevolgen. Ze zeiden ons, als ik het heel metaforisch zou moeten samenvatten, ze zeiden ons ongeveer het volgende. De geest kan niet zegevieren over bruut geweld, jullie zijn utopisten, jullie zijn naïevelingen.
En toen gebeurde er iets vreemds. De geest zegevierde over bruut geweld. De waarheid zegevierde over de leugen en had daarvoor geen machtsmiddelen nodig gehad, geen georganiseerde machtsmiddelen, geen bezette gebouwen, zelfs geen enkele vernielde etalage. En eigenlijk heeft deze vreemde en voor ons verrassende gang van zaken ons gelijk gegeven. We hebben altijd gezegd dat we het gewoon uit principe doen, dat we niet berekenen of het iets zal opleveren en wanneer dat zal gebeuren, dat we deze strijd gewoon voeren omdat ons geweten ons daartoe dwingt. En plotseling gebeurde het dat die strijd wel iets opleverde, dat de verhoudingen veranderden, dat het totalitaire systeem instortte, en niet alleen dat. Er gebeurde nog iets vreemds, namelijk dat wij die dit hadden gedaan, door deze veranderingen in de hoogste staatsfuncties terechtkwamen.
In een andere ruimte
En op dit moment stellen ongetwijfeld dezelfde mensen die vroeger twijfelden aan de zin van die strijd, ons nu hun nieuwe prangende vragen. Ze zeggen: gelden jullie idealen over apolitieke politiek nog steeds? Is het nog steeds zo dat de waarheid belangrijker is dan het aantal fans? Is het nog steeds zo dat jullie niet uit zijn op functies? Is het nog steeds zo dat jullie niet tactisch willen handelen, manoeuvreren, meegaan in een concept van politiek als technologie van macht, als technologie van een machtsstrijd? Toen jullie tot deze functies geraakten, hoefden jullie toch niet jullie eerdere ideeën, voorstellingen en idealen op te geven als een soort dissidente naïviteit. En doen jullie nu niet eigenlijk hetzelfde als degenen met wie jullie vroeger rechtstreeks in conflict waren of die jullie op zijn minst bekritiseerden, namelijk juist die technologen van de macht?
Ik denk dat deze stemmen of deze vragen in zekere zin zeer gerechtvaardigd zijn. Want het is echt een enorme verandering. We worden er dagelijks mee geconfronteerd. Bij het afbreken van het oude systeem hebben we een zekere vaardigheid ontwikkeld, dat we in de loop der jaren vrij goed hebben leren doen, maar waren we niet voldoende voorbereid en niet voldoende toegerust om een nieuw systeem op te bouwen. Het oude systeem is ingestort en nu staan we voor de taak om een ander systeem op te bouwen, een echt democratisch systeem. Het blijkt dat hoe moeilijk het ook is om een totalitair systeem af te breken, het nog moeilijker is om op de puinhopen die het heeft achtergelaten een ander en beter systeem op te bouwen. En toen we plotseling in de wereld van de hoge politiek terechtkwamen, ontdekten we dat je daar echt rekening moet houden met verschillende belangen, verschillende ambities, de omvang van de krachten die iemand vertegenwoordigt, en ook met verschillende illusies die in de samenleving bestaan of ontstaan. Je moet gewoon op de een of andere manier manoeuvreren of diplomatiek te werk gaan, enzovoort. We zijn gewoonweg in een andere ruimte beland. Dat is waar, en in die zin zijn die vragen gerechtvaardigd en begrijpelijk.
Maar volgens mijn vaste overtuiging en mijn ervaring tot nu toe is het feit dat we ons in een totaal andere ruimte bevinden, in een totaal andere omgeving, dat we belast zijn met een totaal ander soort verantwoordelijkheid dan in de tijd dat we in de oppositie zaten, kan naar mijn mening en ervaring niets veranderen aan de essentie van ons streven, aan onze idealen, maar alleen aan de vormen en manieren waarop deze idealen worden verwezenlijkt. En daarom bestaat Tsjechoslowakije nog steeds, en ik denk dat dat mogelijk is. Wij streven daar in ieder geval naar. Tsjechoslowakije benadrukt in zijn verschillende internationale initiatieven keer op keer dat de nieuwe regering zich niet laat leiden door enige ideologie of doctrine, dat het enige idee waarop ons nieuwe beleid is gebaseerd het idee van de mensenrechten is, het idee van menselijke vrijheden, dat we een werkelijk democratische, welvarende en sociaal rechtvaardige staat willen, dat we willen dat Europa en de hele wereld in vrede en vriendschap leven, dat we een Europa willen als een democratische gemeenschap van democratische staten, vrije naties. Dat verklaren we niet alleen met woorden, maar we proberen dat ook allemaal om te zetten in verschillende concrete internationale initiatieven, in onze concrete dagelijkse praktijk, zowel in de binnenlandse als in de buitenlandse politiek. Dat is buitengewoon moeilijk. Moeilijker dan we ons ooit hadden kunnen voorstellen toen we die functies in die tijd van revolutionaire euforie aanvaardden. Het is erg moeilijk, maar het lukt. Het is mogelijk om te doen wat we misschien onnauwkeurig of kort door de bocht ‘niet-politieke politiek’ noemden, dat wil zeggen politiek die gebaseerd is op het dictaat van het geweten. Dat kan ook als je aan de macht bent. Dat beweer ik en daar sta ik achter.
Europa
Ik zou nu concreet kunnen vertellen hoe we deze ideeën, die in de jaren van het dissidentschap zijn ontstaan, in de praktijk proberen te brengen in de binnenlandse politiek en vooral in de internationale of buitenlandse politiek, wat u als vertegenwoordigers van verschillende landen waarschijnlijk meer zou interesseren. Maar ik denk dat het niet gepast zou zijn om uw vergadering met een te lange toespraak op te houden, dus ik zal niet concreet over deze zaken spreken, maar proberen ze in twee, drie zinnen samen te vatten.
Ten eerste. In West-Europa en uiteindelijk ook in Oost-Europa bestaan er allerlei structuren en organisaties. Het Atlantisch Bondgenootschap, de Europese Gemeenschap, de Raad van Europa. Het Warschaupact. Het COMECON, enzovoort. Het lijkt mij dat de nieuwe situatie die in Europa is ontstaan, met de bevrijding van de landen van het voormalige communistische blok, deze bestaande Europese organisaties, instellingen en structuren in een geheel nieuwe situatie brengt, waarin zij moeten nadenken over hun toekomst. En mij lijkt dat zij grofweg in twee categorieën kunnen worden ingedeeld. De ene categorie bestaat uit instellingen die perspectief bieden, zinvol zijn, zich hebben bewezen en die snel moeten proberen zich open te stellen voor de nieuwe, bevrijde landen, manieren moeten zoeken om toenadering te zoeken en contacten met hen aan te knopen. Deze organisaties staan waarschijnlijk allemaal voor de taak om zichzelf te transformeren en aan te passen aan de nieuwe tijd. Daarnaast zijn er onder de bestaande instellingen ook instellingen die vroeg of laat duidelijk tot verdwijnen gedoemd zijn, instellingen die hun nut hebben gehad in de tijd van de Koude Oorlog en die hun nut hebben verloren, instellingen die bijvoorbeeld een uitdrukking waren van het stalinistische expansionisme, enz. Dat zijn de structuren die als het ware tot verdwijnen gedoemd zijn.
Naast al deze bestaande structuren moeten er natuurlijk ook geheel nieuwe structuren en gemeenschappen worden opgericht, die voortkomen uit het huidige moment, uit deze volkomen nieuwe situatie, waarover veel mensen in Europa, van politici tot gewone burgers, intensief nadenken. U hebt ongetwijfeld gehoord van het idee van een Europese confederatie, dat president Mitterrand tijdens zijn recente bezoek aan Tsjechoslowakije op een bepaalde manier heeft toegelicht en geconcretiseerd. Minister-president Thatcher had tijdens haar bezoek aan Praag het idee van een soort Magna Carta van de Europese mensenrechten, die weer een soort uitgangspunt zou kunnen zijn voor een nieuw geïntegreerd Europa. En natuurlijk is ook uw bijeenkomst, als verzameling van initiatieven, als ontmoeting van initiatieven van onderaf, van maatschappelijke, puur burgerlijke initiatieven, iets nieuws en getuigt zij ervan dat op allerlei niveaus en in allerlei uithoeken van Europa mensen nadenken over dezelfde taak, namelijk het opbouwen van een nieuw, volledig nieuw Europa, een Europa dat niet verdeeld is in blokken. Een Europa dat zich integreert. Een Europa als continent dat geen oorlogszucht naar de buitenwereld uitstraalt, maar juist vrede. Twee wereldoorlogen zijn in Europa ontstaan. Europa is zo’n groot wapenarsenaal geworden, in Europa lag de belangrijkste confrontatielijn tussen twee grote machtsblokken.
En deze rampzalige rol van Europa in de moderne wereldgeschiedenis is een voedingsbodem voor Europa om, nu het voor het eerst deze historische kans heeft om zich te veranderen in een werkelijk vreedzaam continent, in wat president Gorbatsjov het Europees Huis noemt, is het bijna een historische plicht en verantwoordelijkheid om deze weg in te slaan en op een bepaalde manier te reageren op de uitdaging die haar eerdere rampzalige rol met zich meebrengt. Dat zijn simpelweg zaken waar wij in Tsjechoslowakije vandaag de dag dagelijks over nadenken en die we proberen te concretiseren in verschillende initiatieven op internationaal vlak.
Helsinki-proces
Tot slot zou ik willen zeggen dat we bij al deze overwegingen over de toekomst van Europa veel belang hechten aan het echte Helsinki-proces, dat op de achtergrond van uw bijeenkomst speelt, en dat we van mening zijn dat dit proces, dat onder andere een zeer belangrijke rol heeft gespeeld bij de bevrijding van de landen van Midden- en Oost-Europa – omdat alle oppositiebewegingen zich in feite baseerden op de mensenrechten zoals die in de documenten van Helsinki waren geformuleerd- zijn wij van mening dat het hele Helsinki-proces niet alleen iets historisch achterhaald is dat in de nieuwe situatie zijn betekenis verliest, maar dat er juist een moment is gekomen waarop het een nieuwe dynamiek kan krijgen, waarop het een nieuwe inhoud kan krijgen, waarop het iets onevenredig veel meer kan worden dan het tot nu toe was. Wanneer bijvoorbeeld het systeem van de huidige pacten en verdragen, dat de aard had van aanbevelingen aan regeringen over wat zij zouden moeten doen, kan beginnen te veranderen in een structuur van werkelijk bindende verdragen. Dat proces kan op een bepaalde manier worden geïnstitutionaliseerd. Het Helsinki-proces kan een soort brede veiligheidsachtergrond of basis vormen voor de integratie van Europa, voor het toekomstige verenigde Europa. Wij hechten hier dan ook veel belang aan, en daarom zijn er ook bepaalde concrete Tsjechoslowaakse initiatieven genomen met betrekking tot het Helsinki-proces.
Burgerschap
Ja, en uiteindelijk lijkt het ons dat dit veelbelovende uitgangspunt, het belangrijkste aspect -en iets dergelijks dat steeds weer terugkomt in al deze alternatieve overwegingen en parallelle initiatieven- het idee van burgerschap is. Het lijkt erop dat het toekomstige geïntegreerde Europa echt gebaseerd moet zijn op het principe van een open burgermaatschappij. Natuurlijk, na jaren van onderdrukking van nationale eigenheid en nationale onafhankelijkheid in de landen van Midden- en Oost-Europa, komen we nu in een tijd waarin die volkeren snel op zoek zijn/gaan naar hun identiteit, waarin ze erkenning en zichtbaarheid eisen, waarin ze zich als volkeren op een bepaalde manier op het Europese toneel willen profileren. En natuurlijk houdt dit proces, historisch noodzakelijk en onvermijdelijk, ook het gevaar in van verschillende vormen van nationalisme, dat nationale rivaliteit, concurrentie en conflicten met zich meebrengt. Daarom lijkt het mij des te belangrijker om het idee van burgerschap te benadrukken, dat we in de eerste plaats burgers zijn met bepaalde vrijheden, bepaalde rechten en bepaalde plichten, dat de grenzen tussen staten geleidelijk aan hun betekenis zouden moeten verliezen en dat we gewoon een zeer divers en complex netwerk van horizontale en verticale banden zouden moeten creëren als echte garantie voor vrijheid, democratie en vrede. Zowel horizontaal als verticaal, die juist deze vrijheid van burgers in heel Europa mede zullen creëren en garanderen.
Ik veronderstel dat vanuit dit besef ook uw bijeenkomst in deze richting gaat, en ik wens haar dan ook veel succes.
Dank u wel.
Václav Havel
Praag, 19 oktober 1990