Spandoek aan het Nationaal Museum (Praag Wenceslasplein). Tussen de eesrte en derde zuil afgebeeld Milada Horáková in de rechtzaal. Tussen de derde en vierde zuil staat: ‘Vermoord door de Communisten’. Spandoeken als deze waren tijdens een campagne op verschillende markante gebouwen in Praag geplaatst. De campagne was ter herdenking van de 70ste verjaardag van de executie van Milada Horáková (27 juni 1950) na een schijnproces. Deze foto is genomen op 6 juni 2020. Rechten ČTK.
De Tsjecho-Slowaakse democrate en vrouwenrechtenactiviste Milada Horáková, in eigen land een symbool, werd bijna 75 jaar geleden geëxecuteerd, mede door toedoen van een oud bondgenoot, de communist Rudolf Slánský. De laatste is ook in Nederland een bekende naam en geëerd met onder meer straatnamen, maar hij was een man met twee gezichten en speelde een grote rol in een stalinistisch showproces, waarbij Horáková aan de strop eindigde.
‘Ik val, val, ik heb deze strijd verloren, ik ga met eer. Ik hou van dit land, ik hou van deze mensen, bouw aan hun welvaart. Ik ga zonder haat jegens jullie. Ik wens het je toe, ik wens het je toe…’
Midden in de zin braken haar woorden af. De strop om haar nek werd te hard aangetrokken. Nog in 1950 werd in Tsjecho-Slowakije de galg gebruikt om Horáková te executeren- en dan geen galg met een lange val van een hoog schavot, resulteren in een snelle dood. Nee, voor Horáková was er een extra wrede lage en langzame galg gereserveerd.
Milada Horáková vocht op de ochtend van 27 juni 1950 bijna een kwartier met de dood door langzame wurging. Ze was het meest vooraanstaande slachtoffer van een van de eerste stalinistische showprocessen.
Tot het einde toe hadden prominenten als Eleanor Roosevelt, Winston Churchill, Bertrand Russell en Albert Einstein geprobeerd om president Klement Gottwald, over te halen tot gratieverlening voor Horáková. Maar de dictator, bekend als ‘Stalins toegewijde leerling’ en in 1948 door de communisten (onder wie Rudolf Slánský) met een slimme coup aan de macht gebracht, ging hier niet in mee. Met de executie van Milada Horáková kon hij zich ontdoen van een internationaal bekende, integere en democratische tegenstander.
Het heeft haar niet doen vergeten. Er is nauwelijks een andere historische figuur die zo vereerd en zelfs geliefd is als zij vandaag de dag in Tsjechië. Sinds de val van het communisme in 1989 heeft Praag verschillende monumenten ter ere van haar opgericht, waaronder een voor het parlement.
Een van de centrale verkeersaders in Praag is naar haar vernoemd. Václav Havel, de eerste democratisch gekozen president van het land, verleende haar in 1991 postuum de hoogste orde van het land. De Tsjechisch-Amerikaanse docufilm Milada van regisseur David Mrnka, werd in 2017 een kassucces en ontving talloze prijzen.
(Tekst gaat verder onder de foto’s).
Op 16 november 2015 werd voor de ingang van het Parlementsgebouw in Praag het monument onthuld voor de Tsjechische politica Milada Horáková. Zij was destijds parlementslid, en de enige vrouw die werd geëxecuteerd ten tijde van de politieke processen in de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Foto ČTK /Kamaryt Michal
Jindřiška Maršová (rechts), voorzitster van de Sociaal-Democratische Vrouwen, Jana Outratová (midden), uitvoerend directeur van de burgervereniging Altisa, en Simona Koubová (links) leggen een krans ter nagedachtenis van politica Milada Horáková ter gelegenheid van de Dag van de Slachtoffers van het Communistische Regime op 27 juni 2008. Foto ČTK / Peška Stanisla
In Hitlers gevangenissen
Horáková werd voor het eerst gearresteerd in augustus 1940, anderhalf jaar nadat Hitlers legers begin 1939 Praag binnenmarcheerden. Ondanks martelingen verraadde ze geen verzetsleden. Na de moord op SS-beul Heydrich werd ze gedeporteerd naar het concentratiekamp Theresienstadt en daarna, in 1944, naar Dresden, waar ze terecht stond. Dankzij haar juridische kundigheid ontsnapte ze verrassend genoeg aan de doodstraf en werd ze veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf.
In april 1945 werd ze door Amerikaanse troepen bevrijd in de vrouwengevangenis van Aichach in Beieren en keerde ze terug naar haar vaderland, waar onder president Edvard Beneš werd geprobeerd om het land weer op een democratische koers te krijgen.
Tsjecho-Slowaakse president Edvard Beneš spreekt met Milada Horáková, voorzitster van de Raad van Tsjecho-Slowaakse Vrouwen. Foto vermoedelijk 30.11.1946. Profimedia
Ze kritiseerde mensenrechtenschendingen van de naoorlogse regering, maar steunde de regering Beneš ook. Ze zat als nieuwgekozen lid voor een anticommunistische partij in het parlement en streed ook met Beneš tegen het nieuwe en grotere gevaar: de communisten. Die waren bij de verkiezingen van mei 1946 de sterkste partij geworden, maar hadden nog lang geen meerderheid behaald.
Dat bleek voor hen geen belemmering. Onder druk van de Sovjettroepen in het land moest Beneš begin februari 1948 terugtreden en de weg vrijmaken voor de communistische machtsovername. Horáková protesteerde krachtig. Ook probeerde ze als nieuwe voorzitster van de Vrouwenraad te voorkomen dat deze door de communisten werd overgenomen.
Het was allemaal vergeefs. In maart 1948 legde ze haar parlementair mandaat neer. De niet-communistische partijen werden kort daarna verboden of ingelijfd als ‘blokpartijen’. In de Vrouwenraad werd ze van bovenaf vervangen. Onmiddellijk kondigden de staatsautoriteiten aan dat ze uit al haar openbare functies werd gezet – symbolisch zelfs uit de functies die ze nooit had bekleed.
‘Volksgerechtigheid’
Zij, die martelingen door de nazi’s had overleefd, gaf niet op. Ze weigerde moedig de kans die haar werd geboden om het land te ontvluchten.
In september 1948 ontmoette ze in het geheim in de oude pastorie van de afgelegen Praagse wijk Vinoř vier bekende vertegenwoordigers van de inmiddels verdwenen democratische partijen om te praten over een mogelijk gezamenlijke actie tegen de nieuwe dictatuur. Het resultaat was nogal mager. Tot acties of zelfs plannen kwam het niet. Toch werd de bijeenkomst haar ondergang.
In september 1949 werd ze gearresteerd door Staatsveiligheidsdienst StB, die er lucht van had gekregen. Met behulp van verzonnen bewijsmateriaal werd de bijeenkomst omgetoverd tot een samenzwering die zou eindigen in opstand, moordaanslagen, ondermijning en het aanzetten tot oorlog.
Politie-foto’s van Milada Horáková, genomen na haar arrestatie.
Foto USTR.
Milada Horáková in de beklaagdenbank tijdens het verhoor van de rechtbank in 1950.
Foto Profimedia
Ludmila Brožová-Polednová, aanklager van Horáková. Zij was een beruchte aanklager van de showprocessen tijdens het stalinisme in de jaren 1950. Brožová heeft altijd haar schuld ontkend. Er zijn filmbeelden van haar waarin ze spreekt tegen de verdachte Milada Horáková. Ze nam persoonlijk deel aan het beraad van het collectief van rechters, officieren van justitie die instemden met de voorgestelde straf. Ze was betrokken bij de afwijzing van de gratie voor Horáková door de president van de Republiek. Ze nam deel aan haar executie in de gevangenis van Pankrác en op dezelfde dag na haar executie sprak Brožová op een bijeenkomst op het Prokop Holý Plein in de Praagse wijk Žižkov over het succes van het proces.
Brožová-werd in 2008 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor haar aandeel in de gerechtelijke moord op Milada Horáková. In 2010 werd haar gratie verleend door de toemalige president Václav Klaus.
Op bovenstaande foto geeft zij een interview direct na haar vrijlating. Over haar aandeel in het proces tegen Horáková zei ze ondermeer: ‘Toen ik de aanklacht tegen Horáková las, was dat voor mij een ernstige misdaad. Ik geloofde dat het waar was. Degenen die mij kennen, weten dat ik een rechtvaardig mens ben. Ik heb nooit iemand onrecht willen aandoen.’ Foto Petr Lemberk / MAFRA / Profimedia
In de gevangenis werden Horáková en een aantal verzetsstrijders wekenlang gemarteld om hen voor te bereiden op het komende proces. Het verschijnsel van de showprocessen, zoals die in de jaren dertig in de Sovjet-Unie plaatsvonden, was toen al bekend. Maar bij dit proces planden de communisten iets groters, iets dat moest doorgaan voor ‘volksrechtspraak’. Het zou strak worden geregisseerd en ook op de radio worden uitgezonden. Fragmenten werden voorbereid voor de bioscoopjournalen.
Het doodvonnis werd evenwel achter gesloten deuren uitgesproken door het Centraal Comité van de Communistische partij, voorgezeten door Rudolf Slánský, om vervolgens in het geheim, maar bindend, te worden ‘doorgeschoven’ naar de volgzame rechters.
Het proces tegen Horáková en twaalf medegedaagden vond plaats van 31 mei tot 8 juni 1950. De beschuldigden hoefden alleen maar kant-en-klare schuldbekentenissen op te zeggen, terwijl ze overladen werden met soms avontuurlijke beschuldigingen en spot.
Horáková was vrij resoluut in vergelijking met de andere beklaagden en in haar slotverklaring voegde ze eraan toe dat uiteindelijk alleen God zou oordelen over haar verzet tegen de machthebbers. Zij en drie andere beklaagden werden ter dood veroordeeld, vier anderen tot levenslang en vijf anderen tot gevangenisstraffen tussen 13 en 28 jaar.
Horáková was de enige ter dood veroordeelde die weigerde een gratieverzoek in te dienen bij de president. Dat zou ook weinig zin hebben gehad, want de andere veroordeelden die dat wel deden, werden toch geëxecuteerd. Bovenal wilde ze niet onderdanig zijn aan een persoon als Gottwald.
Milada Horáková en de brief aan haar dochter Jana
In de dagen voor haar executie mocht ze haar dochter Jana nog één keer kort zien. Toen ze haar een laatste keer wilde omhelzen, werd haar dat verhinderd door een bewaker. Ze schreef verschillende brieven, waarvan de laatste, geschreven aan haar dochter op de avond voor haar executie, de meest krachtige en ontroerende is
Jana Kánská bij straatnaambord van haar moeder Milada Horáková. De foto is genomen op 15 mei 2007. Profimedia Ondřej Němec.
Milada’s laatste wens was om afscheid te kunnen nemen van haar dochter, zus en zwager. Haar dochter Jana, toen nog 17 jaar oud, bracht slechts twintig minuten met haar moeder in de gevangenis door, waarbij ze haar niet eens kon omhelzen. De volgende ochtend, 27 juni 1950, werd Horáková opgehangen. Ze vertrouwde haar familieleden nog toe dat ze aan iedereen brieven had geschreven. Deze bereikten haar dochter pas in 1990. ‘Het was heel emotioneel en verdrietig’ deelde Jana haar herinneringen toen ze na veertig lange jaren eindelijk de woorden van haar moeder las.
Na de dood van Horáková had Jana geen rust. Ze was constant in het vizier van de communisten. In 1968 lukte het haar om naar Amerika te emigreren, waar ze na zeventien lange jaren haar vader ontmoette. ‘Mijn moeder had geluk dat ze mijn vader had ontmoet. Hij creëerde een achtergrond voor haar, steunde haar in alles, nam het haar nooit kwalijk dat ze te veel werkte en te weinig thuis bleef,’ herinnert Jana Kánská zich de woorden van haar vader.
In het buitenland vond Jana niet alleen haar vader, maar ook liefde in de vorm van een Tsjechische emigrant. Zo begon ze een compleet nieuw leven, ver van haar geboorteland, waar ze de ergste momenten van haar leven had beleefd. Maar de tijd heeft in ieder geval alle wonden gedeeltelijk geheeld. Ondanks het feit dat Jana nooit zal vergeten wat er met haar moeder is gebeurd, keert ze twee keer per jaar terug naar Tsjechië. Ze ontmoet vrienden en herontdekt alle schoonheden van haar land.
Hierin spoort ze haar dochter aan om bereid te zijn offers te brengen voor haar idealen en om altijd open te staan voor ideeën:
‘Schaam je niet om een waarheid toe te geven die je bent gaan beseffen, ook al heb je een tijdje geleden het tegenovergestelde verkondigd; word niet halsstarrig over je meningen, maar als je iets als juist gaat beschouwen, wees dan zo vastbesloten dat je ervoor kunt vechten en sterven.’
En ze gaat verder:
‘Ik heb een goed leven geleefd. Ik aanvaard mijn straf met berusting en onderwerp me nederig. Mijn geweten is zuiver en ik hoop en geloof en bid dat ik de test van het hoogste oordeel, dat van God, zal doorstaan.’
De handlangers van de communisten hadden beloofd de brief na haar executie aan haar dochter te overhandigen. Zoals verwacht deden ze dat niet.
Het proces en de executie markeerden niet het einde, maar het begin van de communistische gerechtelijke terreur. Tot het einde van de directe stalinistische fase in 1953 (toen zowel Stalin als zijn bewonderaar Gottwald stierven), waren er 35 van zulke grote showprocessen.
In de laatste fase, vanaf 1952, waren ze niet langer alleen gericht tegen democratische oppositieleden zoals Milada Horáková, maar ook tegen ‘andersdenkenden’ in de communistische partijgelederen. Het proces tegen de voormalige secretaris-generaal van de partij, Rudolf Slánský, dat gepaard ging met lelijke antisemitische tonen en eindigde met de doodstraf voor hem en tien medegedaagden, was het hoogtepunt van de ‘opschoning’ van de gelederen.
Horáková en haar medegedaagden zouden tijdens de Praagse Lente in 1968 gerehabiliteerd worden. Door de invasie van het Warschaupact in augustus 1968 werd de Lente de kop ingedrukt en werd het rehabilitatieproces stopgezet, voor nog eens 23 jaar. Uiteindelijk werd Milada Horáková een jaar na de Fluwelen Revolutie van 1989 gerehabiliteerd. In 1991 werd ze postuum onderscheiden met de T. G. Masaryk Orde, Eerste Klasse door president Václav Havel.