Nederlandse vredesorganisaties protesteerden in de jaren tachtig van de vorige eeuw tegen de NAVO-verdediging tegen de Sovjet-Unie. Men was ‘liever rood dan dood’. Na het neerhalen van het IJzeren Gordijn hadden de Nederlandse vredesorganisaties een nieuw werkterrein gevonden: het conflictgebied Joegoslavië. Volgens SGTRS gooiden zij olie op het vuur.
Hierbij een bericht over ons lopende onderzoek naar de Nederlandse ‘vredes’-organisaties*. In 2015 in Boedapest, vertelde de SGTRS hoe de organisaties pretendeerden samen te werken met Oost-Europese dissidenten. Dit is gedocumenteerd in het rapport ‘The Iron Curtain – Consequences of WWII’ (uitgave van het Platform of European Memory and Conscience).
Deze organisaties zochten contact met de Oost- en Midden-Europese dissidentbewegingen, in een poging ze als hun bondgenoten te gebruiken. Maar daarbij gingen ze er aan voorbij dat de dissidenten allereerst streden voor burgerlijke vrijheden en bevrijding van de totalitaire overheersing van hun landen. De Nederlandse vredesorganisaties gingen zelfs zo ver dat ze de boodschap van de dissidenten aanpasten, zodat ze in overeenstemming waren met hun eigen boodschap. Die was: ontwapenen! Zelfs eenzijdig in het Westen. Maar, zoals bekend, is dit niet wat Tsjecho-Slowaakse, Poolse en andere dissidenten vroegen. Ze wilden vrijheid, niet dat het Westen zijn verdediging tegen het Sovjet-systeem opgaf. Liever dat juist niet!
De gebeurtenissen in het begin van de jaren negentig (de val van de ‘Muur’ en de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa) bewezen het ongelijk van het Interkerkelijk Vredesberaad en bondgenoten, maar zij toonden zich opmerkelijk flexibel. Ze vonden zichzelf opnieuw uit. Dit deden ze door de nalatenschap van de Tsjechische mensenrechtenbeweging Charta 77 (waaraan Václav Havel zijn naam had verbonden) te kapen en de Helsinki Citizens’ Assembly op te richten. Het voert hier te ver om precies uit te leggen hoe dit allemaal werd gedaan, maar we hebben het tot in detail gedocumenteerd. Dit in het boek Dissidenten en Vredessjoemelaars.
Na zich opnieuw te hebben uitgevonden, en te zijn getransformeerd heeft de vredesorganisatie IKV / PAX heeft het zich gestort op het ‘vredesmanagement’. Ze werden actief in voormalig Joegoslavië, waar in die tijd een verbeten inter-etnische oorlog woedde. Daar promootten ze het idee van ‘veilige havens’ voor ethische minderheden en/of ontheemde groepen. Dit zonder een voldoende militaire bescherming van deze gebieden mee te nemen in hun concept. Naar het idee van de PAX zou een beperkte aanwezigheid van vredestroepen volstaan.
Westerse landen hebben dit concept overgenomen toen ze probeerden om enige orde in de regio terug te brengen. Met rampzalige gevolgen. In het Bosnische stadje Srebrenica werd in 1993 een veilige plaats voor Bosnische moslims ingesteld. Deze ‘safe haven’ werd verdedigd door VN-troepen, in de praktijk door een kleine groep Nederlandse soldaten. Het hele idee van veiligheid bleek een leeg concept te zijn, dat wel mooi klonk, maar niets om het lijf had. De detachement licht bewapende Nederlandse soldaten kon niets, toen het omsingeld werd door de zwaar bewapende troepen van het Bosnisch-Servische leger onder commando van Ratko Mladić, eind november veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf in Den Haag .
Het leger van Mladic kwam met een overweldigende meerderheid van bepantserde troepen tegen een handjevol VN-soldaten die duizenden vluchtelingen moesten verdedigen. Tot overmaat van ramp zou er ook geen luchtsteun komen voor de Nederlandse soldaten.
Het is bekend wat er daarna gebeurde. Een totaal van 8.000 moslimmannen werd vermoord door de Bosnische Serviërs. Dit was nadat zij eerder eenzelfde soort slachting hadden veroorzaakt onder 1200 Bosnische moslims op een andere plaats.
De Nederlandse soldaten kregen de schuld, terecht of niet, maar PAX, de promotor van het ‘safe haven’-concept, was weer nergens te bekennen. Ze hebben geen lessen getrokken en toen de Nederlandse overheid probeerde om op de een of andere manier goed te maken, wat niet meer goed gemaakt kon worden, manoeuvreerde PAX zichzelf opnieuw naar de voorgrond. De Nederlandse regering betaalde de Bosnische republiek ongeveer € 40 miljoen euro voor de wederopbouw en ontwikkeling van het verwoeste land. Ze stelden ook voor om een soort gedenkteken te helpen opzetten. Er werd overeengekomen dat er een aanvulling op het Potočari Memorial Centre (de voormalige militaire compound en de begraafplaats waar de lichamen van de slachtoffers van de genocide worden herbegraven) een museum zou worden, gewijd aan het bloedbad. De regering in Den Haag heeft € 1,2 miljoen toegewezen, op voorwaarde dat de lokale bevolking en de Bosnische slachtoffers die een nieuw moederland in Nederland hebben gevonden, ook een belangrijke stem in het project zouden hebben.
‘Out of the blue’ kwam PAX’ met een projectvoorstel voor dit museum. Mogelijk met de hulp van politieke vrienden. En dit voorstel werd meteen geaccepteerd, waarbij andere mogelijke participanten werden gepasseerd. Het project bleek erg winstgevend voor PAX. Ze absorbeerden de helft van het toegewezen budget. Dit gebeurde door forse rekeningen te declareren voor haar ‘goede-doelen’-advieswerk (€ 600 per persoon, per dag / € 144.000 per jaar). De andere helft van het geld werd wel besteed in Srebrenica. Zie voor de feiten ‘The Dutchbat Museum Papers’ elders op deze site.
Gedurende de bouw en inrichting van het museum, wist niemand precies hoe het eruit zou zien, maar de suggestie was dat het het ongepolijste verhaal zou vertellen over het bloedbad en de aanloop daar naartoe. Nu het is geopend, klagen de slachtoffers van het bloedbad dat zij zich er amper in herkennen en dat het nauwelijks aandacht besteedt aan hun dierbaren die zijn gedood. Het is het verhaal geworden over een ‘dapper’ Nederlands bataljon dat tevergeefs strijdt tegen een overweldigende strijdmacht van brute Servische moordenaars, zeggen ze.
Wat weten we hiermee? Dat PAX opnieuw een succes voor zichzelf heeft behaald.
*Bovenstaande presentatie uitgesproken op de jaarvergadering van het Platform of European Memory and Conscience in Vilnius in november 2017.