Toespraak van burgemeester Ahmed Aboutaleb

Herdenking Srebrenica Genocide 2021 Den Haag

 

 

Srebrenica. Het sluitstuk van een lange, bloedige strijd.
Een strijd die de zes deelstaten van voormalig-Joegoslavië jarenlang in zijn greep hield.
Een sluitstuk waarvan men na de Tweede Wereldoorlog zei: Dat Nooit Meer.

Genocide. Volkerenmoord.

Dat “Nooit” duurde welgeteld 50 jaar.
De belofte werd in Srebrenica gebroken.

Srebrenica. Ooit een kleurrijke stad omringd door groene heuvels. Met twee moskeeën, een orthodoxe kerk en een katholieke kapel. Bewoners leven er in vrede. Van heinde en verre komen reizigers voor de rijke cultuur en het heilzame bronwater.

In de loop van de burgeroorlog dreigt er vanuit die groene heuvels groot gevaar.
Gevaar zo heftig dat de VN besluiten er een veilige zone van te maken. Een gebied waar burgers veilig zijn en Blauwhelmen de vrede bewaken.

Ook Nederland stuurt militairen. Maar zij zijn slecht voorbereid op hun missie. En als zij in het nauw komen, worden ze niet gesteund.
Terwijl iedereen wist waartoe Ratko Mladic en de zijnen in staat waren.

In 1992 ziet heel Nederland de detentiekampen in Bosnië op TV. Rijen vermagerde mensen achter prikkeldraad, met een holle blik in de ogen.
De schok is groot, veel mensen willen iets doen om het immense leed te verzachten. Sommigen maken al ruimte in hun huis voor vluchtelingen.

In die tijd werk ik als ambtenaar op het ministerie van VWS. Ik maak deel uit van een delegatie die in opdracht van de regering de komst van zo’n 3000 Bosniërs naar Nederland voorbereidt.

Als we in Slavonski Brod lopen, een stad in oost-Kroatië aan de grens met Bosnië, worden we beschoten vanuit de  heuvels. De kogels vliegen om onze oren. Het is een wonder dat niemand gewond raakt. Of erger.

Terug in het hotel bel ik meteen mijn moeder: “الأم العزيزة  Als je vanavond naar het journaal kijkt, schrik dan niet. Ik leef nog.”
Wij keren terug naar het veilige, vredige Nederland. De burgeroorlog op de Balkan woedt voort.

Nationalistische gevoelens worden opgestookt en verspreiden zich als giftige rook.
In dat cultureel zo rijke land wordt ieders afkomst ineens belangrijker dan een gezamenlijke toekomst. Goede buren staan elkaar naar het leven en pakken de wapens op.

En dan wordt het zomer 1995.
De veilige enclave wordt afgesloten van de buitenwereld. Er is nauwelijks eten meer. Ondertussen rukken Bosnisch-Servische troepen verder op.

Op 11 juli rollen Servische tanks Srebrenica binnen. De legerleiding, de politiek, de Verenigde Naties en bondgenoten; ze staan erbij en kijken ernaar.

De vele moslims die nog in Srebrenica zijn, gaan op zoek naar veiligheid. Ze vluchten naar de Nederlandse legerbasis net buiten de stad. Vijfduizend van hen krijgen toegang. Twintigduizend anderen moeten buiten het hek wachten. Velen vluchten de beboste heuvels in.

12 juli 1995. De bussen arriveren. Bosnische mannen en vrouwen met kleine kinderen worden van elkaar gescheiden.

13 juli 1995. Meer dan 8300 moslimmannen en -jongens worden op brute wijze vermoord. Zij worden als oud vuil in massagraven gegooid, verspreid over heel Bosnië.

Tot op de dag van vandaag, 26 jaar later, zijn vrouwen en mannen op zoek naar het stoffelijk overschot van hun dierbaren. Het lichaam van hun man, vader, opa, zoon of broer.

[…]

Ik ben er nog wel eens terug geweest. Naar die kapotgeschoten steden. Sarajevo, Srebrenica.

Waarom moest er zo veel van historische waarde kapot als de geschiedenis zo leeft?
Waarom waren oude vetes belangrijker dan vriendschappen?
Waarom moesten onschuldige mensen dood? Omdat zij baden in een moskee naast een kerk?

Er zijn geen eenvoudige antwoorden.

Maar als Srebrenica ons iets leert, is het dit.
De mens is tot mensonterende dingen in staat. Ook na de Tweede Wereldoorlog. Daarom zijn er wetten en verdragen.

Als we die in woord en daad uitdragen en naleven, temmen we het beest.
Het beest dat nationalisme heet en zich voedt met racisme. Het beest dat soms een uniform, of een stropdas draagt.

Srebrenica leert ons dat de woorden Dat Nooit Meer niets betekenen als we niet bereid zijn de daad bij het woord te voegen. Dat geldt niet alleen voor militairen, maar voor ons allemaal. We moeten allemaal bereid zijn ruimte in ons huis, ons hoofd en hart te maken. Een boterham minder te eten als dat moet.

Maar wat we ook doen, wat we ook zeggen: het neemt het verdriet om Srebrenica niet weg. De pijn en de boosheid van de nabestaanden en de naoorlogse generatie.

Het enige dat we hen kunnen bieden is een troostende schouder en een luisterend oor.
En goed nabuurschap, die nooit bezoedeld zal worden door nationalisme, racisme of oude vetes.

NB: Dit is de geschreven tekst. Alleen het gesproken woord geldt.