Samen met partners belegde de Stichting Geschiedenis Totalitaire Regimes en hun Slachtoffers (SGTRS) op 28 november in Den Haag een debat over het Molotov-Ribbentrop Pact. Aanleiding is dat het dit jaar 80 jaar geleden is dat dit voor veel Oost-Europese landen rampzalige pact werd gesloten, tussen nazi-Duitsland en de de communistische Sovjet-Unie. Voor veel landen in de regio is 23 augustus daarom nog steeds een dag van nationale rouw.

Samen met partners belegde de Stichting Geschiedenis Totalitaire Regimes en hun Slachtoffers (SGTRS) op 28 november in Den Haag een debat over het Molotov-Ribbentrop Pact. Aanleiding is dat het dit jaar 80 jaar geleden is dat dit voor veel Oost-Europese landen rampzalige pact werd gesloten, tussen nazi-Duitsland en de de communistische Sovjet-Unie. Voor veel landen in de regio is 23 augustus daarom nog steeds een dag van nationale rouw.

De partners van de SGTRS zijn de ambassades van Litouwen en Polen, de Universiteit Leiden, BASIS Eurasian Committee en de Stichting Europees Instituut over de Communistische Onderdrukking (EIOCO). 

Het debat werd geopend door Klaas van der Horst, secretaris van de SGTRS. Hij verwelkomde alle aanwezigen en gaf het woord aan de Litouwse ambassadeur in Nederland, Vidmantas Purlys. Hij vond het belangrijk aandacht te blijven geven aan het tachtig jaar geleden gesloten Molotov-Ribbentroppact. Hij was dan ook verheugd dat dit debat was georganiseerd. 

Vervolgens werd het woord gegeven aan de Litouwse historicus Kęstutis Kilinskas. Hij schetste de inhoud en omstandigheden van het Molotov-Ribbentroppact en de gevolgen voor de Baltische landen. Hij maakte duidelijk dat de Sovjet-Unie in de loop van 1939 enkele keren het initiatief had genomen tot een dergelijk pact, en dat eind juli Duitsland pas liet blijken ervoor te voelen en er geen probleem mee te hebben dat de Baltische landen aan de Sovjet-invloedssfeer zouden toevallen. Litouwen werd in het geheime protocol van 23 augustus aanvankelijk aan Duitsland toegewezen (Estland en Letland aan de Sovjet-Unie) maar op 28 september kreeg de Sovjet-Unie dit land alsnog toegewezen in ruil voor meer Pools grondgebied. Stalin eiste onmiddellijk van de Litouwse regering de stationering van 20.000 Sovjettroepen, maar tot onmiddellijke bezetting ging hij niet over, waarschijnlijk om het Westen niet tegen zich in het harnas te jagen.  Pas toen Duitsland in mei 1940 Nederland en Frankrijk binnenviel, greep Stalin de gelegenheid om de Baltische staten in te lijven. 

 De Nederlandse historicus André Gerrits behandelde in zijn presentatie de langetermijngevolgen van het pact. Tijdens de Koude Oorlog bleef de aandacht beperkt tot een kleine groep vakhistorici. Na de Koude Oorlog laaide de aandacht vooral op na de publicatie van het Zwartboek over het communisme in 1997. In Centraal- en Oost-Europa werd de behandeling van het Molotov-Ribbentroppact nu een lakmoestest voor een nationale en democratische gezindheid. Rusland kritiseerde dit en bleef ontkennen dat het door het sluiten van het pact en zijn geheime protocol medeverantwoordelijkheid droeg voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Gerrits stelde dat tegenwoordig nog altijd makkelijk in termen van invloedssferen wordt gesproken maar dat het nu lastig is deze te vestigen. Wel gebruiken staten, zoals Rusland, termen als ‘zones of privilege’ en ‘zones of special prerogatives’.

De voormalige Nederlandse ambassadeur in Moskou Adriaan Jacobovits de Szeged opende het forumdebat en gaf eerst de directeur van het Poolse instituut voor Internationale Betrekkingen Slawomir Dębski het woord. 

Deze benadrukte het blijvende belang van het Molotov-Ribbentroppact en het geheime protocol omdat het grenzen in Oost-Europa verlegde die tot op heden gelden, en omdat Rusland in 2014 bij de bezetting van de Krim en de interventie in de oostelijke Oekraïne hetzelfde argument aandroeg – ‘failed state’ – als de Sovjet-Unie in september 1939 bij de bezetting van oostelijk Polen.

Hij meende dat het concept van invloedssferen ook tegenwoordig nog wel degelijk wordt gehanteerd, waarvoor hij verwees naar de Russische claim op bufferzones. Poetin meent op grond hiervan dat de Baltische staten ondergeschikt aan Rusland dienen te zijn. Tevens stellen de Russen dat misdaden tegen Russen begaan op het hele grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie onder hun jurisdictie vallen (dus dat de berechting in Moskou zou moeten plaatsvinden).

 Onderzoeker Hugo Klijn van het Nederlandse instituut Clingendael stelde dat het Molotov-Ribbentroppact machtspolitiek gezien de beste deal was die zowel de Sovjet-Unie als nazi-Duitsland in de zomer van 1939 konden krijgen. Hij beweerde dat Stalin niet naïef was over Hitlers intentie. Aan leden van het Politburo gaf hij immers exemplaren van Mein Kampf waarin passages over verovering van ‘Lebensraum’ in het oosten waren onderstreept.

De heer Kilinkskas benadrukte dat de Sovjet-Unie sinds 1917 op export van de revolutie uit was, deze tijdelijk had moeten stoppen, en in het Molotov-Ribbentroppact een kans zag deze export voort te zetten.

Jacobovits de Szeged wees er in verband met tegenwoordige invloedssferen op dat Rusland nog altijd de term ‘post Soviet space’ gebruikt.

Tijdens de discussie met de aanwezigen in de zaal stelde onder anderen Patrick van Schie van EIOCO de vraag of de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland met de verdeling van andere landen in hun invloedssferen niet gebruikelijke oude grote mogendheden-politiek bedreven? Het korte termijneffect van het geheime protocol was immens – het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de deportaties vanaf juni 1940 van Balten naar Siberië, de moord door de Sovjets op Poolse officieren in Katyn enzovoort – maar waren voor de lange termijn – de verdeling van Europa tijdens de Koude Oorlog – het akkoord van Jalta en de posities van de geallieerde legers in continentaal Europa in 1945 niet veel belangrijker? Met dit laatste stemde Gerrits volledig in: bepalend voor ‘the divide’ was wiens leger zich waar bevond. Met betrekking tot de eerste vraag wees Debski op een gesprek dat de Russische ambassadeur in Londen Maisky in juni had met de Britse minister van Buitenlandse Zaken Halifax. Maisky gaf aan een eigen Monroe-doctrine in Europa te willen, waarop Halifax zei: ‘zo doen wij dat niet meer’. Dit laatste was toch een indicatie dat mensen al een betere wereld wilden.

Jacobovits de Szeged sloot de bijeenkomst af met een opmerking over de Amerikaanse rol. De Amerikanen waren al op de hoogte van de besprekingen over het Molotov-Ribbentroppact maar deden niets en lichtten Groot-Brittannië en Frankrijk pas laat in.

De bijeenkomst werd door tussen de vijftig en zestig belangstellenden bezocht, onder wie diplomaten uit verschillende Centraal- en Oost-Europese landen, alsmede door veel studenten.

Het debat sloot rond 19.00 uur. Daarna werden de aanwezigen uitgenodigd om beneden naast de receptie in het restaurant van een borrel te genieten, waarbij men een dronk kon uitbrengen op de tienjarige verjaardag van de SGTRS. De SGTRS werd op 17 november 2009 opgericht. 

Het debat werd gehouden op de Wijnhaven,  Campus van de Universiteit Leiden.
Aanvang 17.00 uur.
Adres:    Wijnhaven,        Turfmarkt 99,             2511 DP  Den Haag.

 

Over de sprekers:

Professor Sławomir Dębski is directeur van het Poolse Instituut voor Internationale Betrekkingen. Daarvoor was hij directeur van het Centrum voor Pools-Russische Dialoog en Begrip. Dębski was vanaf 2008 ook lid van de Pools-Russische werkgroep voor Gecompliceerde Kwesties. Hij is ook adviseur geweest van alle opeenvolgende Poolse regeringen sinds 2000. Dębski is de auteur van tal van boeken en academische artikelen en documentenverzamelingen met betrekking tot de Poolse buitenlandse politiek en diplomatie

Dr. Kęstutis Kilinskas is Assistant Professor Geschiedenis aan de universiteit van Vilnius. Hij is gepromoveerd op de Litouwse militaire geschiedenis en heeft daarover en over aanverwante onderwerpen tal van publicaties geschreven. Zijn onderzoeken zijn verschenen in Litouwse en Engelstalige tijdschriften, zoals Lithuanian Historical Studies, Acta Historica Universitatis Klaipedensis en Archives of War.

 

André Gerrits is Professor International Studies and Global Politics, and bezet de leerstoel van de BA Urban Studies, aan de campus Den Haag van de Universiteit Leiden. Daarvoor bezette  hij de leerstoel Russische Geschiedenis en Politiek van de Universiteit Leiden en de Jean Monnet leerstoel     Europese Studies van de University van Amsterdam. Gerrits was ook Senior Research Fellow bij het Nederlands Instituut voor Internationale Studies Clingendael

Hugo Klijn is diplomaat en momenteel Senior Research Fellow bij de Security Unit van Instituut Clingendael. Zijn belangrijkste aandachtsgebied betreft Transatlantische veiligheidsvraagstukken en wapenbeheersing. Een bijzonder interessegebied is de Russische Federatie en de vroegere Sovjetrepublieken. He heeft een lange carrière achter de rug bij zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als op buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen.